„JSF kent alleen winnaars”
Binnen 24 uur na het groene licht van de politiek bouwde de Koninklijke Luchtmacht een feestje, compleet met haring en champagne. In een hangar op de vliegbasis Soesterberg werden woensdagmiddag de handtekeningen gezet onder het JSF-contract. „Het is geen keuze voor of tegen Europa.”
Ze waren er allemaal: de Amerikaanse ambassadeur Sobel, staatssecretaris Van Hoof van Defensie, minister Jorritsma van Economische Zaken, de top van de luchtmacht en tal van grijze en blauwe maatpakken. Eindelijk kon het felbevochten contract worden getekend dat Nederland voor 850 miljoen euro toegang geeft tot het JSF-programma, ofwel de ontwikkeling van de F-35.
Tegen de achtergrond van twee door de luchtmacht afgeschreven F-16’s hanteerden vertegenwoordigers van veertig ondernemingen glimlachend de vulpen. Volgens een optimistische schatting kunnen bedrijven zoals Stork, RDM, Philips en Thales bij JSF-bouwer Lockheed Martin voor ruim 8 miljard dollar aan opdrachten krijgen.
Via een ingenieuze constructie moet de overheidsinvestering dan uiteindelijk terugvloeien in de staatskas. Of dit ook gebeurt, is niet zeker. De financiële onderbouwing van de Nederlandse deelname is niet alleen afhankelijk van de orders voor het bedrijfsleven, maar vooral van het succes van de JSF zelf. Hoe meer vliegtuigen er worden verkocht, des te sneller de investering terugkomt. En juist daarover zijn twijfels.
In Amerikaanse defensietijdschriften wordt nu al gespeculeerd over het uit de hand lopen van de programmakosten. De jager wordt door Lockheed Martin gebouwd in verschillende versies voor luchtmacht, marine en mariniers. De productie van een grote hoeveelheid kan de hoge ontwikkelingskosten compenseren, zo is het idee.
Optimisten gaan uit van de bouw van maar liefst 6000 toestellen, waarvan de helft voor de Amerikaanse strijdkrachten. Maar bij de Amerikaanse marine en het Korps Mariniers circuleren al plannen om het met 400 vliegtuigen minder te doen. Bovendien gaat de ontwikkeling van onbemande gevechtsvliegtuigen veel sneller dan verwacht. Twee weken geleden maakte de X-45 van Boeing een succesvolle eerste testvlucht.
Staatssecretaris Van Hoof liet woensdag het feestje niet bederven door de donkere wolken. Volgens hem kent de Nederlandse deelname aan de verdere ontwikkeling van de Joint Strike Fighter alleen maar winnaars. „Zowel de overheid als defensie, de luchtmacht, het bedrijfsleven en ook de belastingbetaler zijn gebaat bij het JSF-project. De werkgelegenheid krijgt een stevige duw in de rug.”
De grootste buitenlandse investeerder in de JSF is Groot-Brittannië, dat maar liefst 2 miljard dollar op tafel legt. De Britten willen namelijk een forse vinger in de pap bij de ontwikkeling van het type JSF dat hun Harriers op vliegdekschepen moet vervangen. Andere participerende landen, zoals Canada en Denemarken, betalen een lager instapbedrag, rond de 125 miljoen dollar. Die landen leggen zich niet vast op de aanschaf van de JSF en zijn minder kwetsbaar voor tegenvallers.
De Britten zitten bovendien in een spagaat. British Aerospace is een van de belangrijkste partners van Lockheed bij de JSF, maar is bovendien een van de vier Europese bouwers van de Eurofighter. Dit toestel was samen met de Franse Rafale en de JSF in de race ter vervanging van de Nederlandse F-16.
Volgens Van Hoof is de keuze voor de JSF geen keuze voor of tegen Europa. „Het programma kent meer Europese partners dan welk ander programma ook.” Luitenant-generaal Berlijn, bevelhebber van de luchtmacht, noemt het besluitvormingsproces gedegen. Volgens hem was er bij de luchtmacht geen sprake van voorkeur voor de Amerikaan. Hij vloog de Rafale en de Eurofighter en koos voor de JSF. „Het project bewijst zijn waarde.”