Wetenschap in dienst van de kerk
APELDOORN - In een tweedehands boekwinkel kosten ze algauw 5000 euro: de verzamelde werken van Johannes Calvijn in de editie van het Corpus Reformatorum. Maar de 59 delen, met meer dan 21.000 pagina’s tekst, verschijnen binnenkort op dvd. Voor nog geen 200 euro kan iedereen met een speciaal zoekprogramma naar hartelust schatgraven. „Calvijn is nu voor elke predikant beschikbaar, van Nederland tot Brazilië.”
De geschriften van reformatoren toegankelijk maken en kennis van de Reformatie bevorderen. Dat is de doelstelling van het Instituut voor Reformatieonderzoek (IR), gevestigd in Apeldoorn. „Deze periode heeft voor een belangrijk deel de westerse wereld bepaald”, zegt directeur prof. dr. H. Selderhuis. „Wat de reformatoren hebben gezegd, is van belang voor de kerk en de theologie van vandaag. Predikantschap, gemeenteopbouw of ethische kwesties: het zijn onderwerpen die mensen van toen en nu met elkaar kunnen verbinden.”Met de uitgave van de ”Calvini opera database” treedt het instituut, opgericht in 2002, definitief naar buiten. Voorloper van het IR was het Instituut voor het Onderzoek van de Reformatie (IVOR), dat tien jaar geleden wegens geldgebrek werd opgeheven. Prof Selderhuis was toen secretaris en hij gaf destijds aan dat het moment was aangebroken om „even wat tot bezinning en tot rust te komen.” Die tijd is nu voorbij.
Het IR is gevestigd in de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA), die het instituut ondersteunt door de benodigde faciliteiten beschikbaar te stellen. Prof. Selderhuis benadrukt echter dat het IR géén TUA-instituut is. „Zo kan het wel overkomen, ja. Om het instituut niet met de universiteit te vermengen, is gekozen voor de vorm van een stichting. Die heeft mij benoemd als directeur. Ik doe het werk in mijn vrije tijd. Als de stichting besluit het IR elders te vestigen, dan kan dat. We zijn in de eerste plaats een Nederlands instituut.”
Met de TUA zijn „heldere afspraken” gemaakt. De universiteit biedt faciliteiten en stelt een dag in de week een medewerkster beschikbaar: drs. Christa Boerke. Zij doet secretarieel werk, maar levert ook inhoudelijk een bijdrage. Boerke vertaalde onder meer een preek van Calvijn over Jesaja 55:1 en 2: ”De geestelijke honger”.
Behalve dat het de werken van Calvijn op dvd uitgeeft, schenkt het instituut bijzondere aandacht aan onderzoek naar de opleiding van predikanten in de zestiende eeuw en aan de uitgave van de Latijnse werken van Martin Bucer (1491-1551). Deze reformator uit Straatsburg was een van Calvijns belangrijkste leraren. Hij gaf onder andere aanwijzingen voor pastoraat en gemeenteopbouw, die kerken tot op vandaag gebruiken.
Prof. Selderhuis verwacht volgend jaar de eerste resultaten van het project. Dan verschijnen bij uitgeverij Brill in Leiden de commentaren op Richteren en Sefanja, bewerkt door de Nederlands gereformeerde predikant drs. D. Timmerman en de Straatsburgse hoogleraar A. Noblesse-Rocher.
De Latijnse geschriften van Bucer, staan die niet heel ver af van gewone gemeenteleden?
Prof. Selderhuis: „De werken van Bucer worden pas toegankelijk als ze eerst uitkomen in een wetenschappelijke editie. Het is net als bij het bouwen van een huis. Daarvoor heb je een fundament nodig. Dat zie je niet, maar het is wel noodzakelijk. Een volgende stap is dat studenten Bucer bestuderen en zijn ideeën door publicaties bekendmaken. We willen dus de wetenschap dienen met een goede editie van een bekend figuur uit de geschiedenis en de kerk met het mogelijk maken van vertalingen.”
Plannen voor de toekomst heeft prof. Selderhuis genoeg. „Maar ze moeten wel realiseerbaar zijn”, zegt hij. „We krijgen geen subsidie, alleen een tegemoetkoming van de TUA.”
Voor de verdere ontwikkeling van de diverse projecten is het instituut afhankelijk van donaties. Prof. Selderhuis voelt wel wat voor de Amerikaanse werkwijze, waar kerkelijk betrokken ondernemers christelijke wetenschappelijke instellingen financieel ondersteunen. „Giften zijn aftrekbaar van de belasting. En je steunt de goede zaak.”