„Vrijetijdsindustrie dé banenmotor”
Nederlandse huishoudens geven per jaar ongeveer 35 miljard euro uit aan de besteding van hun vrije tijd. Dat is een kwart van hun huishoudbudget.
Dat staat in het masterplan vrijetijdsindustrie dat donderdag in Den Haag werd aangeboden aan staatssecretaris Van Gennip (Economische Zaken). Het plan is een initiatief van het midden- en kleinbedrijf en de Rabobank.
De bank en de belangenorganisatie stellen vast dat de economische betekenis van de vrijetijdsindustrie de afgelopen decennia sterk is gegroeid, maar dat het CBS hier geen goede vertaling aan geeft. Daarom hebben ze nu zelf onderzoek gedaan.
Volgens Monika Milz, directeur mkb van de Rabobank, kan de vrijetijdsindustrie in Nederland zich ontwikkelen „tot dé banenmotor van de Nederlandse economie en een van de dragende pijlers daarvan.” De bijna 54.000 bedrijven die actief zijn in de vrijetijdsbranche, zijn goed voor 347.000 banen, zo blijkt uit de meest recente statistieken. De meeste bedrijven (80 procent) zijn actief in horeca, toerisme en recreatie. Het restant is actief in cultuur en amusement.
Wil deze branche een succesvolle banenmotor worden, dan moet er wel wat gebeuren aan de wetgeving in de sector, aldus Milz. Het overheidsbeleid is vaak nog te versnipperd. Verder noemt ze de bestaande arbeidswetgeving een belangrijk probleem. „Die wortelt nog te veel in het verleden, toen de bescherming van alleenverdieners met een fulltime baan vooropstond.”