„Opleiding mag voor voorgangers geen eis zijn”
Het is niet wenselijk dat van imams, predikanten en andere voorgangers een theologische vorming wordt geëist om in Nederland te worden toegelaten. Alleen als ze er gevaarlijke ideeën op nahouden, kunnen ze worden geweerd.
Dat stelt de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) in een vanochtend gepresenteerd advies aan minister Verdonk (Vreemdelingenzaken en Integratie). De commissie vindt wel dat voorgangers uit het buitenland eerst een inburgeringscursus moeten volgen en dat aan hun examen extra eisen moeten worden verbonden.
Imams die zich in Nederland willen vestigen, zullen in de nabije toekomst worden getoetst op hun kennis over de scheiding van kerk en staat, de positie van de vrouw en andere kenmerken van de moderne rechtsstaat. Dat was voor minister Verdonk aanleiding om de ACVZ om advies te vragen. Het liefst zou de Tweede Kamer (LPF, CU en SGP uitgezonderd) zien dat de overheid een eigen imamopleiding opzet die door islamitische voorgangers dient te worden gevolgd voordat ze hier worden toegelaten.
De ACVZ staat zeer afwijzend tegenover deze gedachte. „De staat moet zich daar allemaal niet mee bemoeien”, zegt voorzitter Van Os van den Abeelen. „Hij kan de totstandkoming van een imamopleiding wel stimuleren. Dat juichen we als commissie toe, maar daar moet het dan ook bij blijven. Bovendien zou er dan uniformiteit moeten zijn. De islamitische wereld is echter net zo verdeeld als het christendom. De opleiding in Kampen is toch ook heel anders dan die voor de zevendedagsadventisten?”
Hij wijst erop dat de overheid van andere voorgangers evenmin eist dat ze een opleiding hebben gevolgd. „We kennen immers het verschijnsel van de singuliere gaven. Daar moet de overheid allemaal niet aankomen. Dat verdraagt zich moeilijk met de vrijheid van godsdienst en met de scheiding van kerk en staat.”
Verder is het volgens hem een illusie om te denken dat met een eigen imamopleiding kan worden voorkomen dat zich hier bij voorgangers extremistische denkbeelden ontwikkelen. „Als een imam na zijn opleiding een cursus in Saudi-Arabië gaat volgen waar hem allerlei verwerpelijke opvattingen worden bijgebracht, houdt niemand hem tegen.”
Veel verstandiger vindt de commissie het om bij de toelating tot Nederland iemands achtergronden na te trekken. „De huidige regels maken het mogelijk iemand te weren die er ideeën op nahoudt die automatisch de rechtsstaat in gevaar brengen.”
Geestelijk bedienaren uit het buitenland mogen in Nederland zijn zolang ze voor hun religieuze gemeenschap werken. De ACVZ pleit voor een gefaseerd toelatingsbeleid, waarbij zowel de verplichtingen als de rechten van de voorgangers groeien. Na tien jaar moeten ze in aanmerking kunnen komen voor een permanente verblijfstitel, meent de commissie. Migrantenkerken maakten bezwaar omdat zij een voorgangers vaak niet het minimumloon kunnen betalen. De commissie houdt daar wel aan vast omdat anders het gevaar dreigt van een onderklasse.
Ook adviseert de commissie de verblijfsduur voor zendelingen te beperken tot maximaal twee jaar. In dat geval is het onnodig dat ze verplicht inburgeren. Na twee jaar zendingswerk moet er volgens de ACVZ een wachttijd van vijf jaar gelden voordat de betrokkene opnieuw als zendeling kan worden toegelaten. Vooral de mormonen werken in Nederland met zendelingen.