GKV krijgen geen deputaatschap homofilie
De generale synode van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV) heeft vrijdagavond, met twee onthoudingen, besloten geen studiedeputaatschap homofilie in te stellen. Wel besloot zij (onder meer) de docenten aan de Theologische Universiteit in Kampen te verzoeken hun medewerking te verlenen aan de kerkelijke bezinning op deze problematiek.
De particuliere synode (PS) van Zeeland, Noord-Brabant en Limburg had de generale synode verzocht een studiedeputaatschap homofilie in te stellen. Dit deputaatschap zou de lokale kerken moeten dienen met een overzicht van wat de Bijbel zegt over homofilie en homofiele relaties, en met het opstellen van pastorale adviezen en kerkrechtelijke richtlijnen.
Als gronden voor haar verzoek voerde de PS aan dat veel kerkenraden worden geconfronteerd met vragen rond de beoordeling van en omgang met homofiele gemeenteleden. En het blijkt, aldus de PS, dat er binnen de Vrijgemaakte Kerken een groot verschil in benadering bestaat in de omgang met deze problematiek. Volgens haar zou het ook uit het oogpunt van rechtsongelijkheid binnen de kerken „wenselijk” zijn dat hier een zekere ordening in wordt aangebracht.
De commissie Groningen, die het verzoek van de PS van het zuiden had bestudeerd, stelde de vergadering in eerste instantie voor niet aan het verzoek van de PS te voldoen. Volgens haar had de PS „onvoldoende concreet en overtuigend aangetoond dat er pastorale adviezen en kerkrechtelijke richtlijnen op generaal-synodaal niveau nodig zijn.” Er bestaat al veel literatuur die benut kan worden, zo stelde de commissie, „en men kan ook terecht bij ter zake kundige adviseurs op het terrein van ethiek en kerkrecht. Bovendien kan elke kerkenraad de bestaande voorzieningen in de kerkorde gebruiken om kerkelijk advies te vragen.”
Volgens de commissie had de particuliere synode ook niet aangetoond dat er binnen de kerken groot verschil bestaat in benadering „ten aanzien van de omgang met homofiele broeders en zusters.”
Een en ander laat, aldus de commissie, onverlet dat de kerken „de nodige onderlinge uitwisseling, bezinning en advisering kunnen organiseren, bijvoorbeeld via de Theologische Universiteit in Kampen, het Steunpunt Gemeenteopbouw en regionale en landelijke ambtsdragersconferenties.”
Ommezwaai
Toen tijdens de eerste besprekingsronde bleek dat veel afgevaardigden het besluit zoals de commissie Groningen dat had voorgesteld (om niet te voldoen aan het verzoek van de PS) „wel erg mager” vonden, voltrok zich een opmerkelijke ommezwaai. Commissievoorzitter ds. J. M. A. Groeneveld (Bedum) onthulde dat de commissie juist de vorige dag nog een ánder besluitvoorstel had geformuleerd. „En dat komt heel dicht bij datgene wat u in deze ronde naar voren bracht. Ik proef namelijk dat de vergadering evenmin als de commissie een studiedeputaatschap homofilie wil instellen. Maar wél ziet zij een rol weggelegd voor de Theologische Universiteit in Kampen.”
Daarmee kwam het conceptvoorstel zoals dit er tot dan toe lag te vervallen. Inzet van de tweede besprekingsronde werd het nieuwe voorstel van de commissie. Dit hield in „aan het verzoek van de PS niet te voldoen, maar de kerken op te roepen in deze materie de bestaande mogelijkheden te benutten van eigen studie en bezinning alsook het vragen en ontvangen van advies bijvoorbeeld in het kader van artikel 41 en 44 van de kerkorde, en de docenten aan de Theologische Universiteit te verzoeken hun medewerking te verlenen aan de kerkelijke bezinning.”
De predikanten J. Ophoff, L. W. de Graaff en H. J. Siegers dienden een tegenvoorstel in, dat behelsde dat de synode zou besluiten „ten dele te voldoen aan het verzoek van de PS door een klein deputaatschap in te stellen.” Later trokken zij dit voorstel weer in. Ds. Ophoff: „Wij merken dat er in de vergadering weinig steun voor is en het is gezien het onderwerp beter om één voorstel op tafel te hebben.”
Uiteindelijk ging de vergadering met overgrote meerderheid -twee onthoudingen- akkoord met het licht geamendeerde commissievoorstel.