Christen, jood en calvinist
Zijn moeder wees hem de deur toen zij hoorde van zijn bekering tot het christendom. Het kon hem niet afbrengen van zijn voornemen het Evangelie te verspreiden onder zijn broeders en zusters. Inmiddels geeft ds. Baruch Maoz (61) leiding aan een van de grootste joods-christelijke gemeenten in Israël. De leden bestaan uit baptisten, pentecostals en calvinisten, afkomstig uit alle delen van de wereld. De botsing van culturen werpt hem terug op de vraag naar het wezen van het christelijk geloof. „Wij mogen joden die in Jezus Christus geloven niet dwingen hun identiteit af te leggen.”
Een tekst uit Paulus’ brief aan de Romeinen speelt in zijn leven een bijzondere rol. Ds. Baruch Moaz was als twintiger in Londen voor een studie aan een bijbelschool toen de betekenis van het woordje genade dieper dan ooit tot hem doordrong. „Ik ging gebukt onder de zonden die ik hoe langer hoe meer in mijzelf tegenkwam. Ik wist er geen raad mee. Toen las ik wat Paulus schrijft in Romeinen 4:16: Het is enkel en alleen door genade dat de belofte van heil zeker is.”
Wat geloofde u?
„Dat God genadig is in weerwil van onze zonden. Ik was enkele jaren eerder tot geloof gekomen in Jezus Christus. Maar de zonden die ik in mijn hart tegenkwam, gaven mij innerlijk verwarring. Hoe kon ik een kind van God zijn? Daarop liet God mij inzien dat Hij vergeving van zonden schenkt uit genade en dat dat door onze zonden niet ongedaan kan worden gemaakt.”
Wat ervoer u?
„Ik huilde van vreugde, al kon ik mijn ervaringen toen nog niet uitspreken in de theologische kaders die ik later tijdens mijn studie in Glasgow opdeed.”
Hij haast zich een kanttekening te maken. „Mijn ervaringen mogen niet als regel voor anderen dienen”, zegt de pastor. „God gaat met al Zijn kinderen een eigen weg. Ik neem onder christenen een tendens waar om meer te letten op de vorm waarin iemand genade ontvangt, dan op de genade zelf. Dat vind ik niet goed.”
Ds. Maoz is voorganger van een gemeente van ongeveer 400 leden in Rishon Letsion, een plaats in de omgeving van Tel Aviv. Ruim dertig jaar geleden legde hij er, samen met enkele andere Messiasbelijdende mannen, de grondslag van. In het begin kwamen ds. Maoz, zijn vrouw en drie dochters met vijf andere gezinnen in zijn flat samen voor meditatie en gebed.
Inmiddels heeft de gemeente op sabbat onderdak in het kantoorgebouw van de stichting Christian Witness to Israel, een Engelse organisatie die in het spoor van Robert Murray McCheyne het Evangelie onder joden wil verspreiden. Het pand is veel te klein, tijdens de twee tot drie uur durende diensten moeten velen buiten staaan. De rest zit vaak opeengepakt in een snikhete ruimte.
Nieuwbouw heeft heel wat voeten in de aarde. Na moeizame juridische processen, aangespannen door orthodoxe Joden, zijn de vergunningen rond en heeft de gemeente een stuk grond in Gedera, ten zuiden van Tel Aviv, aangekocht. Maar wegens een financieel gat van 1 miljoen dollar ligt de bouw al geruime tijd nagenoeg stil. Nederlandse vrienden van ds. Maoz hebben enkele jaren geleden de handen ineengeslagen. Via het Isaäc da Costa Fonds zamelen zij geld in voor de noodlijdende gemeente.
Ds. Baruch Maoz is deze dagen in Nederland voor overleg. Naast enkele ontmoetingen met bestuursleden van het fonds staat een aantal lezingen op het programma. Zo zal hij vanavond voor hervormde predikanten en theologiestudenten in Vinkeveen spreken over Romeinen 9 tot 11. Volgende week reist hij terug naar Tel Aviv.
Als 10-jarig jochie zette u in 1953 voet aan land in Israël, samen met uw moeder en broertje. Wat herinnert u zich van het beloofde land?
„Mijn ouders waren gescheiden, mijn vader bleef achter in de Verenigde Staten. Wat mij vooral voor de geest staat, is de bittere armoede waarin de mensen leefden. Op de eerste verjaardag die ik in Israël vierde, kreeg ik van mijn moeder als cadeau een appel. Zij was onder bekoring gekomen van het zionistisch ideaal, maar aan de joodse religie zelf deed zij niets.”
Hoe kwam u in Israël in aanraking met het Evangelie?
„Ik moest als militair meedoen met het opzetten van nieuwe vestigingen in de omgeving van Eilat. Op dat moment wist ik weinig van Jezus Christus. Over zijn volgelingen des te meer. Die hadden 2000 jaar lang de joden vervolgd. In Gods voorzieningheid werd mijn pad gekruist door een joodse christen. Hij vertelde mij over de boodschap van het Evangelie. Dat miste zijn uitwerking niet. Ik brak met mijn zondige leven en sloot me aan bij een charismatische gemeente.”
Tijdens uw studie op bijbelscholen in Londen en Glasgow maakte u kennis met de gereformeerde theologie. Wat sprak u daarin aan?
„Een van de laatste onderwerpen waarover ik een paper moest schrijven, betrof de verzoening. Waarom stierf Christus? Stierf Hij om de zaligheid mogelijk te maken? Of stierf Hij om zaligheid te verwerven? Ik realiseerde me dat dit een belangrijke kwestie voor me was in mijn keuze voor of tegen het calvinisme. In veertien dagen tijd moest de klus zijn geklaard. Ik at nauwelijks, sliep nauwelijks, las stapels boeken. Toen ik de pen neerlegde, wist ik het: ik ben een calvinist.”
Wat was uw conclusie?
„Jezus Christus stierf om de zaligheid te verwerven voor allen die Hem van God de Vader waren gegeven. Veel gebruik heb ik gemaakt van het werk van John Owen. Het werk van Johannes Calvijn raakte ik niet aan. Ik had een zekere aversie tegen hem, mede vanwege de felheid waarmee studenten zijn leerstellingen verdedigden. Maar zodra ik mijn paper afhad, ging ik naar de bibliotheek om Calvijns boeken te halen. Sindsdien lees ik Calvijn met grote vreugde.”
Welke theologen hebben u beïnvloed?
„Naar ik hoop Paulus. John Owen heeft veel voor mij betekend, net als John Brown en B. B. Warfield. In hun schaduw durf ik niet te staan.”
Hoe reageerde uw moeder op uw bekering?
„Zij merkte aan me dat ik anders was dan anders. Toen ik op een avond uit huis was, doorzocht ze mijn koffer. Ze vond mijn Bijbel en mijn doopbewijs. Bij thuiskomst wachtte ze me in de deuropening op. „Wat is dit?” „Mijn Bijbel.” „Wat is dit?” „Mijn doopbewijs.” Ze deed mijn spullen terug in de koffer en wierp die vervolgens van het balkon. „Volg je koffer en kom nooit meer terug.” Tot aan haar dood is onze relatie moeizaam geweest.”
Hoe gaf u dat plaats in uw leven?
„Jezus zegt: „Wie vader of moeder liefheeft boven mij, kan Mijn discipel niet zijn.” Ik wil Jezus’ discipel zijn. Hij zorgt beter dan welke moeder ook.”
Ds. Maoz is voorganger in een gemeente van mensen met zeer uiteenlopende tradities en culturen. Ongeveer de helft van hen is afkomstig uit de voormalige Sovjet-Unie. Hoe houdt hij een zo gevarieerde kudde bijeen? „Er zijn geen technieken voor”, zegt hij. „Ik geloof dat God dat doet. Ik geloof ook dat Gods kerk groter is dan het aantal mensen dat volledig overeenstemt met mijn calvinistische overtuigingen. En dat ik deze mensen moet liefhebben, omdat Christus hen liefheeft.”
Waar ligt voor u de grens?
„Ik reken hen tot mijn broeders die erkennen dat Christus de goddelijke Zaligmaker is, die zeggen dat zij zondaars zijn die zichzelf niet kunnen redden, die geloven dat de dood van Christus verzoening betekent, die berouw hebben van hun zonden en tot God terugkeren om genade, die erop vertrouwen dat God hun zonden heeft vergeven en van wie het leven getuigt van Gods genade, hoe zij ook in sommige leerstukken dwalen.”
Hoe waardeert u de charismatische beweging?
„De charismatischen zijn mijn geliefde broeders. Zij belijden dezelfde Zaligmaker als wij.”
Hun opvattingen over de verzoening verschillen sterk met de uwe.
„Is Irenaeus een broeder? Is Origenes een broeder? Hebben zij zich uitgesproken in calvinistische zin? In het geheel niet. En toch zijn ze broeders. Van wie we bovendien veel kunnen leren. Zo is het ook met mensen uit de charismatische beweging. Van hen kunnen we leren dat de kerk niet gelijkstaat aan een gebouw met een gemeente met een leraar, maar aan een gemeenschap die God liefheeft.”
Over kerkvaders gesproken: velen van hen, onder wie Chrysostemus, keerden zich fel tegen christenen die aan de joodse tradities wilden vasthouden. Volgens hen moesten zij er radicaal mee breken. Ds. Maoz kent hun argumenten. Hun visie deelt hij niet. „Een jood die de bijbelse boodschap gelooft, is een christen”, zegt hij.
Wat betekent uw joodse identiteit voor u?
„Ik lees de Bijbel niet alleen als een mens en niet alleen als zondaar, maar ook als jood. In het Oude Testament lees ik mijn eigen geschiedenis. Dat is een groot verschil met niet-joodse christenen. Mijn volk was voortdurend ontrouw jegens God, terwijl God wel voortdurend trouw bleef jegens hem. Dat bemoedigt mij. Mijn joodzijn heeft ook invloed op het verstaan van het Nieuwe Testament. Ik lees het Nieuwe Testament vanuit het Oude Testament, terwijl niet-joodse christenen het Oude lezen vanuit het Nieuwe.”
In hoeverre heeft uw bekering invloed gehad op uw joodse identiteit?
„In het verleden had ik uitsluitend oog voor mijn historische wortels, na mijn bekering ook voor de religieuze. Mijn joodzijn heeft alles te maken met de eeuwigheid, met God, met Christus. Als ik de joodse feesten vier, dan vier ik niet alleen een mooi feest, maar dan breng ik me in herinnering wat God zo vele jaren geleden aan ons volk heeft gedaan.
Er is nog meer. De feesten wijzen me bovenal heen naar wat God in Jezus Christus heeft gedaan. Als wij met Pasen het lam op tafel zien liggen, dan herinneren wij ons het Lam van God. Dat is geen christianisering van het Paasfeest, dan zouden we ons schuldig maken aan inlegkunde. Nee, we leggen er niets in, we halen er iets uit.
Niet alles in de traditie kunnen we overnemen. Er zijn zaken die we afwijzen, bijvoorbeeld de gesloten houding van joden tegenover niet-joden.”
Wat zegt u tegen mensen die hun zoon willen laten besnijden?
„Wij hebben geen recht om de gewetens van mensen te binden. Als zij het doen uit traditie vind ik het geen probleem. Als ze de besnijdenis beschouwen als een geloofshandeling, dan vind ik dat strijdig met het Woord. Paulus zegt: Wie zich laat besnijden, is uit de genade gevallen. Besnijdenis mag, maar niet als voorwaarde om vergeving van zonden te krijgen en evenmin om een betere omgang met God te bewerkstelligen. Dat wijst Paulus af. En scherp ook.”
Heeft Jezus Zelf de joodse traditie niet veroordeeld?
„Niet zozeer de traditie als wel de manier waarop zij werd gebruikt. Is het onchristelijk om je handen te wassen voor je aan tafel gaat? Nee. Wat wel onchristelijk is, is dat je er een religieuze plicht van maakt. Is het christelijk om hagelslag te eten? Nee. Het is een Nederlandse gewoonte. Daar is niets mis mee, tenzij je er een religieuze dimensie aan toevoegt.”
In de Bijbel staan voor Israël vele beloften, onder meer voor het bezit van land. Hoe ervaart u de teruggave van de Gaza aan de Palestijnen?
„Ik ben dienaar van het Evangelie, geen politicus. Als het gaat om de leer van de toekomstverwachting, dan gaat het om wat God gaat doen en niet om wat wij moeten doen. De vervulling van Gods beloften is Gods zaak, de onderhouding van Zijn geboden de onze.”
Bent u het eens met het beleid van Sharon?
„Doe geen moeite om van mij een politiek antwoord te horen. Ik heb zeker mijn mening, maar ik houd die zorgvuldig voor me om niemand van mijn hoorders van het Evangelie te vervreemden. Waar ik op let, zijn eerst en vooral de morele aspecten van de kwestie. Ik had medelijden met degenen die hun huizen moesten verlaten en die hun oprechte pijn daarover uitspraken. Ik voelde woede in me opkomen over degenen die zich aanstelden. En ik was trots op de veiligheidsdiensten, omdat zij hun werk op een christelijke manier verrichtten.”
Volgens oud-premier Van Agt doet Israël veel te weinig voor de Palestijnen.
„Dat ben ik met hem eens. Israël heeft op vele manieren gefaald in wat het kon en moest doen tegenover de Palestijnen. Evenzeer geloof ik dat de Palestijnen niet hebben gedaan wat ze hadden moeten doen, voor zichzelf niet en voor Israël niet.”
Hoe denkt u over de landbeloften?
„Ik geloof erin, zoals ik evenzeer geloof in Gods bedreiging dat Israël land zal verliezen als het God als samenleving niet wil dienen. Wat dat betreft baren de ontwikkelingen in mijn land mij grote zorgen.”
Gelooft u dat geheel Israël zal zalig worden?
„Paulus zegt het in Romeinen 11 en ik zou Paulus’ woorden niet graag betwisten. Ik geloof niet dat hij met geheel Israël alle individuele joden bedoelt. Maar het betekent wel dat een zeer groot aantal joden zonder onderscheid tot Jezus Christus zal komen.”
Is die dag nabij?
„Net als ieder ander heb ik geen zicht op het uurwerk van God. Ik richt mij op Paulus’ woorden. Hij zegt dat die dag komt. En als die dag komt, zal Israël zalig worden. Dat zal tot grote zegen van de gehele wereld zijn.”