Duurzame ontwikkeling van groot belang
Het debat deze week in de Tweede Kamer over duurzame ontwikkeling is van groot belang. De wereldwijde aantasting van natuur en milieu baart zorgen. Het roer moet om, stellen ir. B. J. van der Vlies
en mr. D. J. H. van Dijk. Prins Claus zei ooit: „We hebben de aarde niet geërfd van onze ouders, maar geleend van onze kinderen.” Een fraaie gedachte, die verwijst naar onze verantwoordelijkheid ten opzichte van komende generaties. Nog belangrijker is het besef dat de aarde eigendom is van de Heere God. Hij heeft de aarde geschapen (Psalm 24:1). De mens kreeg de opdracht deze aarde te bebouwen en te bewaren, als een loyaal rentmeester.
Deze week debatteert de Tweede Kamer met premier Balkende over het thema duurzaamheid. Dit aan de hand van een brief van de premier. De SGP is een warm voorstander van dit debat, waarin onze omgang met de schepping centraal staat. Een zorgvuldige omgang met de schepping betekent niet dat iedere aantasting van de schepping uit den boze is. Naast het belang van het bewaren van de schepping, is er ook de noodzaak om de aarde te bebouwen en dus economische activiteiten te ontplooien. De wereld is geschapen om bewoond te worden en daarom mag de aarde sporen van menselijke aanwezigheid dragen.
Daarnaast vervullen sociale aspecten een rol bij de waardering van de schepping. Dit betekent dat milieubeleid dat leidt tot sociale misstanden niet goed is. De overheid vervult in deze belangenafweging een belangrijke taak, waarbij draagvlak onder de bevolking relevant is, maar geen absolute voorwaarde vormt.
Ecologische grenzen
De brief van de premier maakt duidelijk dat duurzame ontwikkeling van groot belang is. Het plaatje is immers dat een klein deel van de wereldbevolking wereldwijd een aanzienlijke belasting van natuur en milieu veroorzaakt. Daartegenover staat een groot deel van de wereldbevolking dat -heel begrijpelijk- hard z’n best doet om óók economisch te groeien, met alle milieuconsequenties van dien. Dat is zorgelijk, gelet op het feit dat nu al vele ecologische grenzen worden overschreden. Het roer moet om. De brief van het kabinet is wat dat betreft onder de maat.
De SGP maakt zich hier zorgen over. De brief van de premier past naadloos bij de wijze waarop het milieudebat al veel te lang wordt gevoerd: een afschaduwing van het bijna rituele proces van nota’s en notities en van eindeloze onderhandelingen dat al een kleine twintig jaar nationaal en internationaal aan de gang is, maar veel te weinig oplevert. Onvoldoende wordt beseft dat onze westerse, overdadige manier van leven simpelweg geen wereldwijde navolging kan krijgen. Daartoe is de draagkracht van de aarde ontoereikend. Onze ’gulzige’ leefwijze behoeft een kritische correctie.
Te mager
Voor deze fundamentele koerswijziging is de brief van het kabinet te mager. Er wordt ook geen directe link gelegd met belangrijke beleidskeuzes op het gebied van energie, landbouw, verkeer, luchtvaart en industrie. Wat nodig blijft, is een kritische bevraging en aanpassing van ons productie- en consumptiepatroon.
Hier moet aan worden toegevoegd dat de consequenties van onze heb- en graaizucht vooral terechtkomen bij het buitenland. De meeste milieudruk ten gevolge van onze consumptie wordt op het buitenland afgewenteld. Dat betekent dus búíten bereik van onze milieuwetgeving, convenanten en experimenten.
Forse milieuwinst
Op enkele concrete terreinen is forse milieuwinst te behalen. Zo kampt Nederland met de schadelijke gevolgen van de uitstoot van fijn stof. Inmiddels is becijferd dat Nederland een enorme exporteur van fijn stof is. Nederland is het grootste stofnest van Europa.
De ontwikkeling van biobrandstoffen kan verlichting brengen. Nederland sukkelt op dit gebied hopeloos achteraan. In Brazilië rijdt 30 procent van de auto’s op bio-ethanol. In Duitsland zijn 2000 tankstations waar tegen concurrerende prijzen biobrandstof verkrijgbaar is. Nederland moet daarom veel royaler omspringen met het accijnsvrij maken van biobrandstof. Mooi meegenomen: een groot braakliggend terrein voor de landbouw.
Daarnaast moet de vervuilende luchtvaart aangepakt worden. Er moet BTW op tickets en accijns op kerosine komen. De prijsvorming van kerosine -accijnsvrij!- vormt werkelijk een bizarre uitzondering op alle andere brandstoffen. Hoog tijd om deze subsidiëring van de luchtvaart te beëindigen.
Raadsel
Bovendien bepleit de SGP herinvoering van het zogenaamde ”modal shift”-beleid in het goederenvervoer. Transport over de weg moet verschuiven naar de meer duurzame binnenvaart en het spoor. Dan lopen we ook weer in de pas met het Europese beleid. Het blijft een raadsel waarom dit beleid enige jaren geleden verlaten is.
Tot slot is duidelijk dat de huidige aansturing van het duurzaamheidsbeleid (iedere bewindspersoon z’n eigen verantwoordelijkheid voor duurzaamheid op zijn terrein, met een licht coördinerende staatssecretaris voor Milieu) onvoldoende zoden aan de dijk zet. In een volgende kabinetsperiode zou er ten minste een zware coördinerende bevoegdheid bij één bewindspersoon -een minister- gelegd moeten worden. Het milieu verdient het.
De auteurs zijn respectievelijk voorzitter van de SGP-fractie in de Tweede Kamer en beleidsmedewerker milieu bij de SGP.