Minder kansarmen in Rotterdamse probleemwijken
Het afgelopen halfjaar zijn er minder kansarmen in de Rotterdamse probleemwijken komen wonen. Dat blijkt het resultaat van het experiment om aan mensen die er woonruimte zoeken de eis te stellen minstens 120 procent van het minimumloon te verdienen.
Dat heeft het Rotterdamse Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) vrijdag bekendgemaakt. Naast dit gewenste effect blijkt een bijkomend gevolg dat starters, jongeren en grote huishoudens nadeel van het experiment ondervinden. Ook proberen huisjesmelkers de regel te ontduiken en hebben bonafide huisbazen meer moeite woonruimte te verhuren.
Het experimentele huisvestingsbeleid is bedoeld om de grote sociale problemen in achterstandswijken in de stad aan te pakken. In delen van Charlois, Feijenoord, Delfshaven, het Centrum en Carnisse moeten nieuwe huurders met een huur boven de 250 euro minimaal 120 procent van het minimumloon verdienen.
Niet alleen zijn een op de vijf aanvragen voor een woning afgewezen, volgens het COS heeft de maatregel ook een ontmoedigend effect op mensen van buiten de stad. In 2003 kwam nog 45 procent van de nieuwe huurders van buiten, in de afgelopen maanden was dat maar 22 procent. De woningbouwverenigingen verhuren in de experimentgebieden meer aan ’hogere’ inkomens. In het corporatiebezit heeft zich een duidelijke verschuiving voorgedaan van verhuring aan mensen onder de 120 procent naar mensen met een hoger inkomen.
De Commissie Gelijke Behandeling wijst dit Rotterdamse beleid overigens faliekant af. Het werkt discriminatie in de hand en is daarom strijdig met de grondwet, stelt de commissie.