Zakenpartner legt belastende verklaring over Van Anraat af
De Nederlandse zakenman F. van Anraat wist volgens een Japanse zakenpartner heel goed waarvoor de chemische stoffen die hij aan Irak leverde, werden gebruikt. Aanklaagster T. Polescuk meldde vrijdag tijdens een pro forma–zitting voor de rechtbank in Den Haag dat Van Anraat de Japanner op het hart drukte er nooit over te spreken dat Irak de bestemming van de chemicaliën was.
Dat blijkt uit het getuigenverhoor dat het openbaar ministerie (OM) onlangs de Japanner heeft afgenomen. Van Anraat zelf ontkent tot de dag van vandaag dat hij wist wat er ging gebeuren met de chemische stoffen die hij leverde. Justitie verdenkt Van Anraat van medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden en volkerenmoord in Iran en Irak.
Het OM vermoedt dat de Nederlander tussen 1984 en 1988 duizenden tonnen grondstoffen voor chemische wapens aan het voormalige regime in Irak heeft geleverd. De toenmalige regering onder leiding van Saddam Hussein heeft die stoffen gebruikt voor het maken van chemische wapens die werden gebruikt in de oorlog tegen Iran (1980 tot 1988) en tegen de Koerdische bevolking in Noord–Irak.
Door die aanvallen zijn duizenden doden gevallen. Zo moesten ongeveer 5000 Koerdische mannen, vrouwen en kinderen een chemische aanval op de Iraakse stad Halabja met de dood bekopen. Nog eens duizenden raakten gewond.
Verder werd vrijdag duidelijk dat in deze zaak geen getuigen in Irak kunnen worden gehoord. Het OM heeft vernomen dat de situatie in dat land nu te gevaarlijk is. Dat zal naar verwachting niet snel veranderen.
Justitie gaat wel kijken of het getuigen in Iraaks–Koerdistan op Turks grondgebied kan ondervragen.
De rechtbank besloot vrijdag dat Van Anraat in voorarrest moet blijven. Zijn advocaat, J. van Schaik, had nog om zijn vrijlating gevraagd. De raadsman meent dat het OM nog steeds niet heeft kunnen aantonen dat de stoffen die de Nederlander heeft geleverd, in de munitie terecht zijn gekomen die bij de aanvallen die in de aanklacht worden genoemd, zijn gebruikt. De rechters vinden die stelling niet juist en wezen erop dat hierover nog verklaringen gaan komen.
Naar verwachting heeft de inhoudelijke behandeling van de zaak–Van Anraat vanaf 21 november plaats. Daarvoor zijn drie weken uitgetrokken.