Murmureren
Wij zien duidelijk in deze tekst dat het volk van Israël in de woestijn, terstond toen ze op weg waren en tegenspoed ondervonden, tegen God ging murmureren. Zo is het heden nog bij veel mensen als hun enige tegenspoed overvalt. Terstond verheffen zij hun stem tegen God en zeggen: Hoe komt het dat God mij dit aandoet? Het is toch de Heere Die zegt: Ik zal u niet begeven; Ik zal u niet verlaten; Ik wil u verlossen? Maar mijn kruis blijft, mijn nood blijft. Waar blijven nu die beloften?Beminden, laten we toch niet God de schuld geven van onze ellende en jammer, maar onze zonden en ongerechtigheid waarmee ons land als met de zee overspoeld is. Onze zonden maken een scheiding. Die zijn de oorzaak dat God ons verlaat en vergeet. God verbergt Zijn aangezicht voor ons om onze zonden. Laat ons dan liever zeggen: Wij willen des Heeren toorn dragen, want wij hebben tegen Hem gezondigd. Wij willen ons tot de Heere wenden opdat Hij zich wederom tot ons wende.
Wij moeten ons hiermee troosten dat God dit alles doet tot onze bestwil. Hij doet het niet opdat Hij ons zou slaan, maar om ons te helen. Niet dat Hij ons zou verderven, maar behouden en ons niet zou vergeten. Het is alsof God wil zeggen: Zoals een moeder haar kind niet kan verlaten noch vergeten, veel minder kan Ik u verlaten of vergeten, o, Mijn Sion.
Abr. Daniël Eilshemius, predikant te Soest (”Een scherp spoor tot boetvaardigheid”, 1630)