JERUZALEM - Niet alle nederzettingen die Israël momenteel nog op de Westelijke Jordaanoever heeft, zullen behouden blijven als het land een definitief vredesakkoord met de Palestijnen sluit. Dat heeft de Israëlische premier Ariel Sharon maandag gezegd in een interview met de Israëlische tv-zender Kanaal Tien.plattekst (u15,1,0(Sharon, de architect van de ontruiming van de nederzettingen in de Gazastrook, zei dat er nooit meer zo’n grootschalige evacuatie zal plaatsvinden als die van de afgelopen weken en dat alle grote nederzettingen in Palestijns gebied in de toekomst zullen blijven bestaan. „Maar niet alle nederzettingen in Judea en Samaria blijven behouden”, zei hij, de Westoever noemend bij zijn bijbelse namen.

Sharon liet er geen twijfel over bestaan dat een aantal nederzettingen in Israëlische handen blijft. Een definitief overzicht van die nederzettingen wil hij pas aan de Palestijnse Autoriteit presenteren als de onderhandelingen over een vredesproces in de eindfase verkeren.

Israël voltooide vorige week de ontruiming van alle 21 nederzettingen in de Gazastrook. Ook vier afgelegen nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever werden ontmanteld. De ontruimingen stuitten op hevig verzet, ook binnen Sharons eigen Likud-partij.

Gisteren zijn ongeveer 250 inwoners van Dahaniya, een dorp in het zuiden van de Gazastrook, die door de Palestijnen zijn bestempeld tot collaborateurs, onder bescherming van Israëlische soldaten overgebracht naar een plek even buiten de Zuid-Israëlische stad Arad. De dorpelingen zeiden niet in de door Israël ontruimde Gazastrook te kunnen blijven omdat ze dan zeker vermoord zouden worden.

Binnen de Palestijnse gemeenschap wordt hard afgerekend met mensen die van collaboratie met de Israëlische autoriteiten worden verdacht. Zij worden of ter dood veroordeeld door een tribunaal of simpelweg geliquideerd door extremisten.

De tot collaborateur bestempelde dorpelingen kunnen, net als de 8500 joodse kolonisten die uit de nederzettingen in de Gazastrook moesten vertrekken, rekenen op een substantiële financiële tegemoetkoming van de staat, zei legerwoordvoerder Shlomo Dror.

Aanvankelijk hadden de inwoners van Dahaniya, dat vlak bij het nu gesloten vliegveld van Gaza ligt, te verstaan gekregen dat hun dorp met de grond gelijk zou worden gemaakt en dat ze voor woonruimte naar Palestijnse steden in de Gazastrook moesten uitwijken.

De dorpelingen togen naar het Israëlische hooggerechtshof om hun dreigende noodlot af te wenden. Zij stelden dat Israël de verplichting heeft voor hun veiligheid garant te staan, omdat hun dorp ooit door de Israëlische autoriteiten als doorgangshaven voor collaborateurs is gebruikt en daarom binnen de Palestijnse gemeenschap zo’n onbetrouwbare reputatie heeft gekregen dat de inwoners ervan hun leven niet zeker zijn. De meeste collaborateurs die ooit -vooral in de periode van de eerste intifada- door hun Israëlische opdrachtgevers tijdelijk in Dahaniya zijn ondergebracht, wonen inmiddels al weer jaren in Israël. De reputatie van Dahaniya is echter die van collaborateursdorp gebleven.

De Israëlische regering wachtte de uitspraak van het hof niet af, maar veranderde eerder deze maand uit eigen beweging van mening. „We voelen ons verantwoordelijk”, aldus Dror.

De Palestijnse radicale bewegingen Hamas, Islamitische Jihad en de Al-Aqsa Martelarenbrigades, maakten bekend dat zij ondanks de zelfmoordaanslag van zondag op een busstation in Beersheva, nog steeds bereid zich te houden aan het in februari gesloten staakt-het-vuren. Die garantie heeft de Palestijnse premier Ahmed Qurei naar eigen zeggen van de bewegingen gekregen.

De Palestijnse radicale bewegingen hebben al vaker beloofd zich te houden aan het bestand, maar hebben ook herhaaldelijk gezegd zich het recht voor te behouden Israëlische schendingen van het bestand te vergelden. Bij de zelfmoordaanslag van zondag, die werd opgeëist door Islamitische Jihad, raakten twee beveiligingsbeambten ernstig gewond. De aanslag kwam enige dagen na een inval door Israëlische militairen in het Palestijnse vluchtelingenkamp Tulkarem, waarbij vijf Palestijnen om het leven kwamen.