De Grave en Seijn tellen geen kogels
Kazernes gevuld met „oude troep”, onvoldoende kleding en als klap op de vuurpijl: tekort aan kogels. Volgens de christelijke vakbond voor militairen is het „failliet van de landmacht” dichtbij. Waarnemend landmachtbaas Seijn erkent de malaise, demissionair minister De Grave van Defensie weet nergens van. „Ik tel de kogels niet.”
Bij een feest hoort een lofrede, rijk gelardeerd met vriendelijkheden. Maar het lukte de 100-jarige ACOM, de CNV-bond voor militairen, donderdag hun eigen minister tegen zich in het harnas te jagen.
Ongewoon fel haalde De Grave donderdagmiddag in Veldhoven tijdens de viering van het eeuwfeest uit naar de ACOM. Hij noemde het „buiten proporties” dat de bond de viering aangreep om de Koninklijke Landmacht in diskrediet te brengen.
ACOM-voorzitter W. van der Linden had even daarvoor gesproken over het dreigende „failliet” van de landmacht. Door grote bezuinigingen is er een tekort aan munitie en kleding en de elektriciteitsrekeningen van kazernes kunnen nauwelijks worden voldaan. „Nederland dreigt onvoldoende opgeleid personeel naar allerlei crisisgebieden in de wereld uit te zenden.”
Dat schoot De Grave in het verkeerde keelgat. „Op een feest als dit krijgen uitgenodigde sterren en balken op de eerste rij stevige kritiek over zich heen. Achterban tevreden. Straks heffen we het glas”, zei hij met nauwelijks verholen cynisme. „Terwijl we toch duidelijk hebben afgesproken elkaar te informeren als er problemen zijn.”
Daarna trok De Grave, die desgevraagd zei geen nieuwe ministerspost te ambiëren, alle registers open om het imago van het veelgeplaagde ministerie op te poetsen. „Uit een onderzoek onder vijftig overheids- en non-profitwerkgevers kwamen we als tweede uit de bus, er is onder paars voor veel militairen 20 procent loon bijgekomen en op Defensie is niet bezuinigd.”
Voor de minister is de kritiek van de ACOM een zure aangelegenheid. Dat er problemen zijn gerezen bij de landmacht weet hij dan ook eerder aan mismanagement of een verkeerde prioriteitenkeuze. „Ik tel geen kogels.” De landmacht zou ruim geleefd hebben van het extra geld dat ter beschikking kwam omdat de werving van nieuw personeel een tijd lang fors achterbleef. Nu alle opleidingscentra vol zitten en er niet tijdig is ingegrepen, zit de organisatie een tijdje op de blaren.
Handig speelde de minister donderdag het balletje door naar de waarnemend bevelhebber van de landmacht, generaal-majoor R. Seijn, die ook in Veldhoven was.
Telt ú de kogels?
Seijn: „Nee, ik heb de kogels niet geteld. Maar het klopt dat er problemen zijn met de munitievoorraden en het kleden van nieuw personeel. Vorig jaar zijn we financieel in zwaar weer terechtgekomen. We hebben meer geoefend, waren veel op uitzending naar Bosnië, Cyprus en Kosovo en daar slijt het materieel van. Vervanging is duur. De prijzen zijn fors gestegen. Het kopen van munitie is een langdurig proces. We moeten gewoon wat zuiniger aan doen.”
Niet schieten?
„Minder schieten. De soldaten doen wel de schietoefeningen maar krijgen niet vijf of tien herhalingslessen. En we geven prioriteit aan de mensen die op uitzending gaan.”
Eind volgende maand wacht een nieuwe missie, die in Macedonië. Gaat dat wel?
„Geen probleem. We sturen daar geen gemechaniseerde eenheden naar toe maar nemen het commando en de controle over.”
Het kan toch niet dat er geen kistjes zijn voor nieuwe soldaten?
„De wervingscentra zitten vol. In het oriëntatiejaar bij de regionale opleidingscentra hadden we vorig jaar 300 jongeren, nu 1100. De toeloop verrast ons nieuw opgezette kledingbedrijf. Daardoor moeten mensen soms iets langer wachten op hun spullen. Stukje bij beetje gaat het beter. In de loop van dit jaar zijn we uit de problemen.”
De minister staat in de kogelkwestie met de mond vol tanden, hij weet nergens van. Dit neigt weer naar de doofpot.
„De landmacht is niet failliet en ik had de problemen onder controle. Het is teleurstellend dat de CNV-bond buiten ons om de kwestie in de openbaarheid heeft gebracht. Ik heb afgelopen dinsdagavond met de voorzitters aan tafel gezeten. Toen was er niets aan de hand.”
Waarom overkomt dit meestal de landmacht? Bij marine en luchtmacht houdt men de vuile was in de regel netjes binnen.
Lachend: „Wij kopen ook kogels in voor de andere krijgsmachtdelen. Nee, misschien zijn wij als landmacht wel opener. En natuurlijk met 32.000 man de grootste.”