Troost
Geliefden in de Heere. Paulus zegt in zijn tweede zendbrief aan de Korinthiërs dat gelijk de verdrukkingen van Christus overvloedig zijn in ons, alzo ook door Christus onze vertroosting overvloedig is. Waarachtig geldt dit van het leven der gelovigen in deze wereld, want die verdorren bij de hitte van het kruis en hun tong kleeft aan hun verhemelte. De goddelozen groenen daarentegen als het gras. Gods kinderen wenen en klagen, de goddelozen lachen en zijn vrolijk.Hoewel nu de verdrukkingen van de gelovigen overvloedig zijn, zo zijn nochtans de vertroostingen ook overvloedig. De goddelozen verzinken immers in hun ellende en vallen met Saul in hun eigen zwaard, of zij komen met Achitofel in hun eigen strop om. De vromen worden echter getroost met een troost die hemels is en onbegrijpelijk. Dit leren ons de apostelen en de profeten door die levendige en hemelse vertroostingen waarmee zij gewapend en vervuld waren. Zij konden alle verdrukkingen en aanvechtingen tegenstaan en overwinnen.
Dit leert Sion in onze tekst. Heeft het ook niet in zijn grote verdrukking een heerlijke troost van God Zelf ontvangen? Wie klaagt er in onze tekst? Het is niet de wereld. Het is ook niet een ongehoorzame Saul. Maar het is Sion dat hier klaagt!
Abraham Daniël Eilshemius, predikant te Soest (Een scherp spoor tot boetvaardigheid, 1630) ****** Einde van alle 1 blokken * Tekst past