Belijden
Het derde mengsel in het medicijn van de bekering is de belijdenis van de zonden. Belijdenis van de zonden is een zodanige droefheid dat ze lucht wil hebben. Ze geeft lucht aan de ogen door wenen en aan de tong door belijdenis. Belijdenis doen is een zelfbeschuldiging. Ik heb gezondigd, zegt David.Wanneer wij voor God komen, moeten wij onszelf beschuldigen. Wanneer wij dit in waarheid doen, komt de duivel te laat om ons te beschuldigen. De Heere zal zeggen: Ze hebben zichzelf al beschuldigd, daarom kunt u, satan, niets uitrichten. Uw beschuldiging komt te laat!
Maar, zult u zeggen, Judas en Saul hebben ook hun zonden beleden. Jawel, maar de belijdenis van zonden moet recht en in waarheid zijn, niet alleen met de lippen. Zij moet komen als water uit een springader. De belijdenis van de goddeloze is uitgeperst. Wanneer er slechts een druppel van Gods toorn in hun geweten komt, bekennen ze alles, maar het is niet oprecht. Toen Bileam de engel met het ontblote zwaard zag, bekende hij en zei: „Ik heb gezondigd.”
Ware belijdenis druipt van de lippen. Zoals bij de verloren zoon in Lukas 15:18: Ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u… Wij moeten onze zonden belijden met het voornemen ze niet meer te begaan.
Thomas Watson, predikant te Londen (Al de werken, 1670)