Bezoek Indonesië emotioneel voor ’Indische jongen’ Bot
Minister Bot van Buitenlandse Zaken gaf het woensdag in Jakarta eerlijk toe: zijn bezoek aan de viering van zestig jaar onafhankelijkheid van Indonesië was „emotioneel". Bot heeft een speciale band met het voormalige Nederlands–Indië: hij werd er op 21 november 1937 geboren in Batavia en zat tijdens de oorlog enige jaren in een jappenkamp.
NIOD–directeur Hans Blom noemde Bot eerder deze week „een Indische jongen met eigen kampervaring". Volgens Blom was Bot daarom dé aangewezen persoon om namens Nederland spijt te betuigen voor het geweld tijdens de politionele acties en om 17 augustus 1945 „politiek en moreel" te aanvaarden als onafhankelijkheidsdatum. Bot deed dat maandag in een toespraak ter herdenking van de capitulatie van Japan in de Tweede Wereldoorlog. Hij herhaalde zijn boodschap dinsdag tijdens een toespraak in Jakarta.
In redes ging de CDA–minister deze week uitgebreid in op zijn persoonlijke relatie met Indonesië. Hij sprak maandag in het Congrescentrum in Den Haag als minister van Buitenlandse Zaken, maar ook als „een kind van Indië."
Bot vertelde over zijn kamptijd in Tjideng: „Als kind word je misschien iets minder snel geraakt door het leed en de ontbering om je heen, vat je de dingen wat makkelijker op. Maar je wordt ook sneller volwassen. Een verblijf in het weeshuis, toen mijn moeder in het ziekenhuis was opgenomen, maakte mij, zoals dat heet, vroeg ’streetwise"’.
Bot verhaalde over zijn herinneringen aan de internering, aan het gedwongen vertrek van zijn vader naar de Birma–spoorlijn, aan het urenlang wachten en daarna buigen voor de kampcommandant en aan de honger. Dat is iets dat „denk ik, bij mijn generatie sterk voortleeft in de zin dat je niet snel iets weggooit wat nog enigszins eetbaar is", zei Bot.
In een interview met de Volkskrant beschreef Bot vorig jaar al eens de dagelijkse gang van zaken in het kamp. „De Jappen konden geweldig tekeergaan. Mensen werden uit de rijen gehaald en geslagen, maar onthoofdingen bleven ons bespaard. Onze kampcommandant was Soni, de enige die later ter dood werd veroordeeld. Hij was maanziek. Tegen de tijd dat het volle maan werd, waren we echt de klos. Dan stond je halve dagen in de schroeiende hitte".
Bot beschreef ook hoe hij en zijn medegevangen in het kamp juichten toen het bericht binnenkwam dat de Amerikanen atoombommen hadden gegooid op Hiroshima en Nagasaki. „Ik denk nog steeds dat het een goede beslissing was van de Amerikanen. Anders was mijn vader niet teruggekeerd en waren wij er zelf ook aangegaan. Het zou veel meer slachtoffers hebben gekost."
Het kamp in Tjideng werd bevrijd door de sikhs en ze gaven de achtjarige Bot „het lekkerste eten dat ik mijn hele leven lang heb gehad. Cornedbeef met eieren. Ik at het in grote hoeveelheden en werd natuurlijk onmiddellijk ziek", zei Bot vorig jaar in de Volkskrant.
Toen Bot na de oorlog als negenjarige jongen in Nederland aankwam, was hij „nog behoorlijk analfabeet." De inhaalrace die hij toen begon, leidde hem tot een lange carrière als diplomaat bij Buitenlandse Zaken, en – na zijn pensioenering uit de diplomatieke dienst – uiteindelijk tot het ministerschap op datzelfde departement.