Blind
O, arm, twijfelend kind des Heeren, die uw onkunde beklaagt en bejammert en die vreest dat gij God niet kent: Zie naar boven, waar Zijn heerlijkheid woont. Hef uw ogen op en zie. Zo gij niet kunt zien, hef in plaats van uw ogen uw hart op en vraag smekend: Heere, waar woont Gij? Laat mij Uw aanwezigheid zien. Toon mij Uw heerlijkheid. Heb medelijden met een blinde en dat de ogen van deze blinde toch geopend mogen worden en de tong van deze stomme mag gaan spreken om Uw lof te verkondigen.Zie naar boven en zo gij nog niet uw God ziet, zie dan naar binnen. Kunt u Zijn aangezicht in uw ziel ontdekken? Kunt u in deze spiegel de heerlijkheid van de Heere aanschouwen en ontdekken dat u in gedaante naar Zijn beeld veranderd bent? Vertroost dan uw hart. Hoe flauw uw kaars ook brandt, hoe zwak u ook bent in de kennis van God. Hoe u daar ook over klaagt, U hebt Gods aangezicht in vrede aanschouwd. Die God Die het licht heeft bevolen, heeft in uw hart geschenen en verlichtende kennis van de heerlijkheid van God in het aangezicht van Jezus Christus gegeven. Deze zonneschijn maakt vruchtbare grond.
Mijn wens voor u, zegt de apostel, is „dat gij mag vervuld worden met de kennis van Zijn wil, in alle wijsheid en geestelijk verstand.”
Richard Alleine (”Een hart om de Heere te kennen”, 1670)