Het Verdrag voor de Rechten van het Kind prevaleert volgens de raad boven de zogenoemde Koppelingswet, waarin is vastgelegd dat illegale vreemdelingen geen recht hebben op voorzieningen en uitkeringen.

Volgens de raad moet de staat minderjarige kinderen bijstand verlenen als hun ouders, die illegaal in Nederland verblijven, zelf niet in staat zijn de kosten van voeding, kleding en andere essentiële zaken te betalen. Het gaat om een maandelijkse bijdrage van ongeveer 230 euro per maand voor twee kinderen, geboren in 1994 en 2003. Bij de vaststelling van het bijstandsbedrag is de raad uitgegaan van het verschil tussen het bijstandsbedrag voor een alleenstaande ouder en dat voor een alleenstaande.

De Centrale Raad van Beroep is de hoogste bestuursrechter die oordeelt over geschillen op het terrein van sociale zekerheid. De verwachting is dat een meervoudige kamer van het orgaan voor het einde van het jaar een definitief oordeel geeft over de zaak.

De advocaat van de kinderen, mr. W. Fischer, reageerde dinsdag zeer verheugd op de uitspraak. „De raad heeft geoordeeld dat een kind een zelfstandig rechtsobject is en recht heeft op financiële bijstand, ongeacht de status van het kind. Hiermee is de Koppelingswet doorbroken. Volwassenen zijn door de wet rechteloos gemaakt, maar kinderen dus niet.”