Goedkope kritiek
Minister Donner van Justitie moet het veld ruimen. Althans, als het aan kamerlid Wilders ligt. Dat -opnieuw- een uiterst gevaarlijke TBS’er kans gezien heeft te ontsnappen en nu vrij rondloopt, vindt de spraakmakende politicus onaanvaardbaar.
Ook vertegenwoordigers van andere partijen zijn geschokt, al gingen ze niet zover als Wilders dat ze het onmiddellijke vertrek van de minister eisten. Het ligt de kamerleden nog vers in het geheugen hoe in juni een TBS’er wist te ontsnappen en een 73-jarige Amsterdammer van het leven beroofde. Hoe kan het dan gebeuren dat nu alweer iemand de benen neemt?
Die vraag is goed te plaatsen. Het geeft de samenleving een groot gevoel van onveiligheid te weten dat er mensen vrij rondlopen die zichzelf niet in de hand hebben en gewelddadig kunnen zijn. Terecht dat parlementariërs zich inspannen om die angst weg te nemen. Niet alleen omdat deze incidenten met TBS’ers het vertrouwen in de rechtsstaat ernstig ondergaven. Belangrijker is dat het de primaire taak van de overheid is ervoor te zorgen dat burgers een stil en gerust leven kunnen leiden.
Toch moeten de politici die de achterliggende dagen luid en scherp kritiek gaven, zich afvragen of zij daarin niet iets te gemakkelijk waren. Naar aanleiding van de ontsnapping in juni heeft de minister noodmaatregelen afgekondigd. Een daarvan is dat binnen 48 uur na de verdwijning van een TBS’er het publiek wordt geïnformeerd.
Dat gebeurde voorheen niet. Terwijl ontsnappingen zich ook voorheen voordeden, ongeveer negentig keer per jaar. Op zichzelf een behoorlijk aantal, maar procentueel valt het mee. Het gaat om 1,8 procent van het aantal verloven.
Dat die negentig zich enige tijd aan het toezicht van de klinieken onttrokken hadden, wist het publiek niet. De Kamer heeft er in juni voor gekozen ontsnappingen voortaan openbaar te maken. Zo’n bericht leidt, zeer begrijpelijk, tot onrust. Maar dat is wel het resultaat van het overleg tussen Kamer en minister.
Kritiek is er ook op de betrekkelijke vrijheid die de nu voortvluchtige TBS’er binnen de instelling had. Gemakkelijk kan men zich hierover opwinden. Maar bij de voorbereiding voor zijn terugkeer in de maatschappij behoort een periode van verblijf in een betrekkelijk open inrichting. Zo zijn de regels van de behandeling op dit moment.
De minister handhaaft dus de gemaakte afspraken zoals dat van hem mag worden verwacht. Zijn aftreden eisen is voorbarig. Pas als uit onderzoek blijkt dat op belangrijke punten fouten zijn gemaakt, kan dat verlangen op tafel worden gelegd.
Dat alles neemt natuurlijk niet weg dat er best vragen zijn te stellen bij de nu gangbare praktijk. Prevaleert het belang van de veiligheid in de samenleving wel voldoende? Of zijn behandelaars te veel gericht op de herkansing voor de delinquent? En hebben de meeste mensen die in een TBS-kliniek zitten niet een persoonlijkheidsstoornis die hen voorgoed ongeschikt maakt voor de maatschappij? Een apart probleem is dat er nog wel iets schort aan de deskundigheid en vooral de ervaring van veel behandelaars.
Kortom, genoeg stof voor herbezinning. Daarom houdt de Kamer dit najaar een parlementair onderzoek. Mogelijk leidt dat tot aanpassing van het huidige stelsel.
Voor die tijd moeten parlementariërs zich realiseren dat de mogelijkheden van de minister beperkt zijn. Vooral omdat de Kamer zelf in het verleden vanuit een optimistisch mensbeeld regels maakte die sterk gericht waren op de herkansing van de veroordeelden. Kamerleden moeten niet alleen wijzen naar Donner, maar de hand ook in eigen boezem steken. Daarvan was de achterliggende dagen onvoldoende sprake en daardoor kreeg de kritiek een goedkoop karakter.