Kerk & religie

„Jodendom draagt sporen van christendom”

Sinds de Tweede Wereldoorlog zijn veel christelijke theologen op zoek naar de joodse wortels van het christendom. Op het Wereldcongres van Joodse Studies werd woensdag het omgekeerde bestudeerd: de invloed van het christendom op het jodendom. Het eeuwenlange verblijf van grote joodse gemeenschappen in het christelijke Europa blijkt duidelijke sporen in de joodse religie en cultuur te hebben nagelaten.

Bart Wallet
4 August 2005 09:16Gewijzigd op 14 November 2020 02:49

Chananael Mack van de religieuze Bar-Ilan Universiteit in Tel Aviv liet dit zien aan de hand van de liturgie in de synagoge. Behalve uit de thora wordt op de sabbat ook een gedeelte uit de andere bijbelboeken gelezen. Dit wordt de haftara-lezing genoemd. Bij de haftara-lezingen in middeleeuws Duitsland blijkt dat bijbelteksten die door de kerk christologisch geïnterpreteerd werden, niet opgenomen zijn. „De passage uit Jesaja die Jezus citeert in de synagoge van Nazareth (Lukas 4:18)”, zo liet Mack zien, „is een voorbeeld van een tekst die bewust niet werd opgenomen in de vaste liturgie.”

De belangrijkste joodse bijbelcommentator, Rasji, vormde het onderwerp van Lea Himmelfarb van dezelfde universiteit. Rasji had eveneens met bijbelteksten te maken die in zijn omgeving, het middeleeuwse Frankrijk, messiaans gelezen werden. „Door de filologische betekenis van de woorden met behulp van het oude materiaal van de massoreten opnieuw te bekijken”, betoogde Himmelfarb, „wist hij in enkele gevallen een niet-messiaanse interpretatie mogelijk te maken.”

Op een heel andere manier beïnvloedde de christelijke omgeving de joodse gemeenschap in Amsterdam. Prof. Yosef Kaplan van de Hebreeuwse Universiteit in Jeruzalem liet zien hoe de Portugees-joodse gemeente dezelfde processen doormaakte als de Gereformeerde Kerk in de Nederlandse Republiek. „In de Gereformeerde Kerk was een kleine kern van mensen die belijdenis hadden gedaan en een heel brede rand van ”liefhebbers”, mensen die verder afstonden van het geloof en minder praktiserend waren. Datzelfde gebeurde ook in de Portugees-joodse gemeente”, toonde Kaplan aan de hand van de bronnen aan. „De rabbijnen klaagden over de geringe betrokkenheid van veel joden bij de religieuze plechtigheden. Dat voor velen de gemeente vooral een sociale functie had, kon hun goedkeuring niet wegdragen.” Het gevolg hiervan was dat de actieve kern steeds strikter orthodox werd.

Een speciale sessie was gewijd aan de invloed van het Nieuwe Testament op de Hebreeuwse literatuur. Die blijkt groter te zijn dan men op het eerste gezicht zou vermoeden, liet hoogleraar Hebreeuwse literatuur Ruth Kartun-Blum zien. Als onderdeel van haar onderzoek aan de Hebreeuwse Universiteit presenteerde zij het werk van de belangrijke Israëlische dichter Nathan Zach (1930). Zachs achtergrond, een joodse vader en een rooms-katholieke moeder, heeft grote invloed op zijn werk. In zijn gedichten komen regelmatig citaten uit de Evangeliën voor als hij zoekt naar de betekenis van zijn gemengde achtergrond. Een centrale zin in een van zijn gedichten is: „Wie zeggen de mensen dat Ik ben - God?” „Hiermee vat Zach de centrale vraag voor een jood heel goed samen”, aldus Kartun-Blum. „Net als andere Israëlische auteurs die het Nieuwe Testament gebruiken, is zijn werk postapologetisch te noemen.”

Een van die auteurs is Chaim Be’er (1945), van wie enkele boeken ook in het Nederlands zijn vertaald. Hij vertelde in een persoonlijk verhaal hoe zijn visie op het christendom is veranderd. Tijdens zijn jeugd in een orthodox-joods milieu in Jeruzalem werd er afwijzend over het christendom gesproken. „Orthodox Jeruzalem was christofobisch”, oordeelde Be’er. „Zo werd bij ons thuis niet de naam Jezus uitgesproken, maar een Jiddische verbastering, Jezl. En een kerk werd een ”huis van afgoderij” genoemd.” Hij somde de problemen van orthodoxen met christelijke symbolen op: de christelijke jaartelling, kruisjes bij het rekenen of bij het invullen van formulieren. „Het christendom was voor mijn ouders de godsdienst uit Oekraïne en Rusland, symbool voor de vervolging en verdrukking van joden.”

Be’er gaf aan zelf aangetrokken te worden tot het christendom. „Ik bid niet in een kerk, maar ik ben wel onder de indruk van de esthetiek, de prachtige muziek en de geur die in kerken hangt.” De sociale positie van christenen in Israël is daarbij van betekenis. De Israëlische schrijver vindt dat christenen een onderdeel zijn van de veelkleurige samenleving, zeker in Jeruzalem. „Christenen zijn hier nu de underdog, zij zijn in de minderheid. Daarom roept het christendom heel andere gevoelens bij mij op dan dat het bij mijn ouders deed.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer