AFM moet sneller ingrijpen bij dubieuze beleggingen
De Autoriteit Financiële Markten (AFM) moet veel sneller ingrijpen bij niet onder toezichtstaande beleggingsconstructies. Dat stelde A. Weenink, juridisch adviseur van de Vereniging Consument en Veiligheid, gisteren.
Volgens Weenink kon de AFM veel eerder optreden tegen het beleggingsavontuur van de zakenman R. van de Berg, bij wie 1400 gedupeerden een bedrag van 125 miljoen euro tegoed hebben.
Sinds de oprichting van de vereniging in 1994 heeft de afdeling juridische zaken regelmatig te maken gehad met dergelijke dubieuze beleggingen. „Een jaar na onze oprichting was de Albeco-affaire, waarbij 800 personen vals waren voorgelicht over een investering in diamanten.” Volgens Weenink begint het meestal kleinschalig met enkele tientallen beleggers. „Dit groeit via mond-tot-mondreclame uit tot enkele honderden investeerders. Zo is het ook bij Van den Berg gebeurd.”
De AFM grijpt bij dergelijke dubieuze beleggingspraktijken in als ze op de hoogte wordt gebracht door gedupeerde beleggers, aldus een woordvoerder. Ook doet ze zelf onderzoek. „Daarnaast waarschuwen wij particulieren al jaren dat ze zich niet moeten inlaten met personen of instellingen die effectendiensten aanbieden zonder vergunning. Op internet hebben we hierover zelfs een waarschuwingslijst staan”, aldus een woordvoerder. De AFM houdt toezicht op het gedrag van iedereen die actief is op de markt van sparen, lenen, beleggen en verzekeren.
Sinds het instorten van de beurs in 2000 ziet Weenink een groei van beleggingen in dergelijke obligatieconstructies die particulieren aanbieden. „Hiermee gaat minder risico gepaard.” Daarnaast is rente bij obligatieleningen net iets hoger dan de huidige spaarrentes van de officiële instanties, zoals banken.
Particulieren die niet als kredietverstrekker staan ingeschreven, mogen volgens de Wet toezicht effectenverkeer dit soort obligaties verstrekken zolang het binnen een besloten kring gebeurt. „Maar bij Van den Berg was dat zeker niet meer het geval.”
De steun die Van den Berg krijgt van het merendeel van de gedupeerden begrijpt Weenink wel. „Ze hopen hun geld nog terug te zien, ook al is dat tegen beter weten in.” Zodra het hof in Amsterdam de Hilversumse investeerder failliet verklaart, neemt de curator het toezicht over. „Bij zo’n faillissement zien de kleine schuldeisers waarschijnlijk niets meer terug van hun geïnvesteerde geld. De banken en belastingdienst krijgen voorrang en ook de curator zal de kosten innen die hij heeft gemaakt voor zijn taak.”