Weinig ruimte voor ”pil van Drion”
De Nederlandse wetgever heeft weinig ruimte de ”pil van Drion” mogelijk te maken. Het Europees recht verplicht vooral tot het wegnemen van het lijden, niet van het leven.
Dat betoogde universitair docent gezondheidsrecht mr. M. Buijsen van de Erasmus Universiteit Rotterdam zaterdag tijdens een symposium over de ”pil van Drion” van juristenvereniging Pro Vita en het Nederlands Artsen Verbond. Buijsen wees op de recente uitspraak in de zaak van Diane Pretty die volgens hem van grote betekenis is voor de Nederlandse euthanasiewetgeving.
De inmiddels overleden Diane Pretty was verlamd en ongeneeslijk ziek. Zij wilde de toezegging dat haar echtgenoot ongestraft zou blijven als hij haar hielp bij de beëindiging van haar leven. De Britse rechter weigerde dat. Ze ging in beroep bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg. Het hof bevestigde het Britse vonnis.
Volgens Buijsen heeft het Europese hof een centrale betekenis toegekend aan het recht op leven. Dat recht is in de visie van het hof onaantastbaar. Bij de verdediging van de Nederlandse euthanasiewetgeving heeft de regering op dit punt misgetast, zo gaf Buijsen aan. Argument van de Nederlandse overheid was dat de mens zelf afstand kan doen van het recht op leven.
Buijsen stelde dat het Europese hof van deze redenering weinig heel laat. De menselijke waardigheid laat niet toe het recht op leven te vervreemden. De Rotterdamse gezondheidsjurist noemde het verbijsterend te moeten constateren dat de Nederlandse euthanasiewetgeving in strijd is met het Europees recht.
„Het Nederlandse uitgangspunt van zelfbeschikking stelt dat iedere doodswens authentiek is. Het wordt als ongepast gezien om vragen te stellen bij die wens. De consequentie van de uitspraak van het Europese hof is echter dat er wel degelijk gevraagd moet worden naar het waarom van de doodswens. Er zal vooral naar een oplossing moeten worden gezocht in de vorm van hulpvoorziening.”
Van een maatschappelijk debat over de ”pil van Drion” heeft Buijsen geen hoge verwachtingen. „Dat debat schijnt gaande te zijn. Ik weet alleen niet waar. Ik zie er weinig in. Het eigenlijke debat dient in het parlement te worden gevoerd, maar daar wordt niet alles gezegd wat gezegd moet worden.”