Zuidhorn omschrijft huwelijk niet anders
De synode van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt van Zuidhorn heeft vrijdag besloten geen eigen omschrijving van het huwelijk op te nemen in de kerkorde.
Voorgesteld was om in navolging van de Christelijke Gereformeerde Kerken een nadere begripsomschrijving van het huwelijk te geven. Dit omdat het Burgerlijk Wetboek is veranderd in verband met het zogenaamde homohuwelijk. De kerkenraad van de kerk van Voorthuizen-Barneveld had de wijziging voorgesteld.
De synode nam het motief over dat de wijziging van het Burgerlijk Wetboek geen verandering brengt in de bestaande vrijheid van de kerken om de bijbelse normen ten aanzien van het huwelijk (als een levensverbintenis van één man en één vrouw) te handhaven. Verder zei de synode dat het artikel van de kerkorde de kerkenraad niet verplicht iedere verbintenis die de overheid als een huwelijk erkent ook kerkelijk te bevestigen. De verwijzing naar het huwelijksformulier maakt duidelijk wat de kerken onder huwelijk verstaan. Dat onderstreept de gedachte dat er geen verdere aanvulling nodig is, aldus de synode.
Tijdens de behandeling van het agendapunt ”relatie kerk en overheid” kwam de vertegenwoordiging bij kerkelijke plechtigheden rond een huwelijk of begrafenis van een lid van het Koninklijk Huis ter sprake. Er lag een bezwaar op tafel tegen het feit dat deputaten aanwezig waren in de kerkdienst bij het huwelijk van de Prins van Oranje en Máxima Zorreguieta. De indiener van het bezwaar verwijst naar eerdere uitspraken van synoden. De kern daarvan is dat op uitnodiging van de overheid de kerken vertegenwoordigd kunnen worden bij officiële plechtigheden „voorzover de aanwezigheid bij deze gelegenheden verenigbaar is met de kerkelijke verantwoordelijkheid. Bovendien was er in het verleden uitgesproken dat er alleen afvaardigingen naar andere kerken kunnen worden gedaan als er contacten zijn die zich richten op eenwording. Dat is tussen de vrijgemaakten en de Hervormde Kerk niet het geval.”
Op de synode van Leusden (1999) was uitgesproken dat er onderscheid is tussen officiële gebeurtenissen van andere kerkgenootschappen en plechtigheden van de overheid. De indiener van het bezwaar wilde dat onderscheid in geval van het koninklijk huwelijk niet maken. Hij vindt dat de vrijgemaakte kerken afstand hadden moeten nemen van de dienst door onder meer niet te gaan staan voor het ontvangen van de zegen. „Maar dat zou aanstoot hebben gegeven. En daarom hadden deputaten beter helemaal niet kunnen gaan.”
De synode was het daarmee niet eens.