Vak met gegarandeerde toekomst
Profetieën zullen vergaan. En ook dominees zullen verdwijnen. Dat beseft ds. H. Biesma uit Amersfoort goed. Toch zegt hij: „Het predikantschap is eigenlijk het enige vak ter wereld met gegarandeerde toekomst. Als predikant ben je verbonden aan het Koninkrijk van God. Daarvan geloof ik zeker dat het toekomst heeft.”
Ds. Biesma werd 11 juni 65 jaar. Zondag gaat hij met emeritaat. De christelijke gereformeerde predikant uit Amersfoort staat woensdag ook veertig jaar in het ambt. Op 14 november 1961 werd hij bevestigd in zijn eerste gemeente Stadskanaal.
Ondanks alle wederwaardigheden in de afgelopen veertig jaar zou ds. Biesma onmiddellijk weer voor het predikantschap kiezen. Het emeritaat zal wel wennen zijn, verwacht hij. „Het is moeilijk om dat wat je met hart en ziel hebt gedaan, los te laten.” Overigens gaat hij nog niet weg uit Amersfoort. Na een sabbatical van drie maanden hervat hij een deel van het werk, maar dan als parttime bijstand in het pastoraat. Vorig jaar kreeg de gemeente in de persoon van ds. A. C. van der Wekken al een tweede predikant.
De drie maanden rust beschouwt ds. Biesma duidelijk als een periode van afstand nemen. „Het is een tijd om jezelf terug te vinden en om te proberen structuur aan te brengen in de rest van je leven.”
Plussend en minnend
Ds. Biesma komt uit een echte predikantenfamilie. Zowel zijn vader, ds. D. H. Biesma, als zijn beide grootvaders, ds. H. Biesma en ds. M. Koomans, waren predikant. En de vijfde generatie wil in de persoon van zijn oudste kleindochter misschien ook wel predikant worden. „Maar daarop is binnen onze kerken niet zo veel kijk”, constateert hij kennelijk met enige spijt. „Ik heb al gezegd dat ze dan van kerk zal moeten veranderen.”
Toen Biesma na een studie aan de VU in Amsterdam –anderhalf jaar in combinatie met klassieke talen– en de Theologische School in Apeldoorn in 1961 beroepbaar werd, ontving hij elf beroepen. „Stadskanaal was het eerste beroep. Dat trok mij aan alle kanten. Maar dat was bij meer beroepen zo. Er waren er ook die niet levendig bij mij werden.” Na een week of drie bedankte hij voor een stuk of vier beroepen. „Dat was een unicum. Kandidaten hebben zes weken de tijd. Je neemt er één aan en voor de rest bedank je. Maar zo gaf ik die gemeenten de gelegenheid een andere kandidaat te beroepen.”
Al plussend, minnend en biddend kwam de kandidaat uit bij Stadskanaal. „Toen heb ik mezelf getest. Noem het maar een gideonsteken vragen. Ik schreef eerst de drie bedankbrieven. Als me dat goed af zou gaan, dan was het duidelijk. En dat schrijven ging goed.” Een bevestiging kreeg hij daar nog bovenop. „Toen ik Stadskanaal belde en zei: U spreekt met uw toekomstige dominee, werd het stil en kwam er zo’n groot woord van dankbaarheid.”
Uiterlijk was er niets aantrekkelijks aan die gemeente, aldus de predikant. „De gemeente was klein, maar dapper. Mijn vrouw en ik waren lid 150 en 151. Ik was de eerste predikant en dat betekende dat je alles van de grond af moest opbouwen. Het was een goede leerschool.” Groningers laten niet meteen het achterste van hun tong zien. „Over het algemeen zijn het gouden trouwe mensen.” Toen de predikant wegging, was de gemeente in ledental verdubbeld. „Dat was niet dankzij het Evangelie, maar dankzij Philips. Velen vonden er werk en er werden veel woningen gebouwd.”
De predikant diende verder de gemeenten Amsterdam-Nieuw-West (1970) en Apeldoorn-Oost (1977). Sinds april 1988 staat hij in Amersfoort.
Wolken van vreugde
Tijdens zijn ambtelijke periode was ds. Biesma één keer scriba van de particuliere synode van het noorden en zesmaal van de particuliere synode van het westen. Daar was hij ook één keer voorzitter.
Hij heeft gemerkt dat in de loop der tijd de problemen in de kerk zijn toegenomen. „Als je in de jaren zestig, zeventig eens één gemeente had waarvan moeilijkheden op de vergadering kwamen, dan was dat veel. Van de dertig vergaderingen van de classis Amersfoort die ik bijwoonde, kwam er op minstens de helft wel één of ander probleem vanuit een gemeente ter sprake. Dat is een objectief gegeven. Ik ben er nog niet achter hoe dat komt.”
Ds. Biesma denkt dat kerkelijke onwetendheid daarbij een rol speelt. „En het komt voor een deel ook voort uit verharding. Vergeleken met veertig jaar geleden is de kerk verhard, verscherpt. Hoe komt het toch dat je in het kerkelijk leven meer stuit op pijn, verdrietelijkheid en scherpte dan dat je omringd wordt door wolken van vreugde over de dienst des Heeren? Misschien hangt dat samen met het feit dat mensen tobberiger zijn geworden.”
De predikant heeft iets met het onderwijs. Op zijn negentiende gaf hij al catechisatie. Meer dan een handvol medestudenten in Apeldoorn bracht hij kennis van het Grieks en het Latijn bij. Ook gaf hij godsdienstles op middelbare scholen in Stadskanaal, Hilversum, Haarlem en Apeldoorn. De jubilaris is eveneens secretaris van het deputaatschap Kerk en Onderwijs geweest en was medebestuurslid van de vereniging waarvan de Vrije Universiteit in Amsterdam uitgaat. Verder was hij secretaris van de predikantenvereniging.
Israël
Ds. Biesma heeft al twintig jaar zitting in het deputaatschap Kerk in Israël, waarvan zestien jaar als voorzitter. „Je zoekt naar dat wat verbindt en je beseft met een stuk verdriet dat het meest wezenlijke dat moet verbinden, verdeelt. Dat is de betekenis van de Heere Jezus als Messias.”
Tot voor kort heette het deputaatschap Evangelieverkondiging onder Israël. Maar die naam dekt volgens de voorzitter de inhoud niet. „Je doet wel meer.” En de naam riep volgens hem bij Joden bij voorbaat weerstand op. „Dat is niet wijs. Neem maar een beetje van Paulus over: de Joden een Jood zijn. Niet om het Evangelie te verzwijgen, maar juist ter wille van het Evangelie.” Het woord ”kerk” in de naam zegt volgens hem op zich al genoeg. „Het wezen en de taak zitten in het woord zelf al ingebakken.”
De kritische geluiden die op de synode wel eens klonken richting deputaten zijn niet terecht? „Het werk met betrekking tot Israël heeft inderdaad vaak onder vuur gelegen. De nu lopende synode vind ik veel milder. Ik denk dat er in de kerken over het algemeen veel goede bedoelingen leven met betrekking tot Israël, het oude verbondsvolk. Maar er is ook veel onwetendheid en misschien wel enige angst om door de vragen die met Israël samenhangen, geconfronteerd te worden met wie je zelf bent.”
De goede bedoelingen van kerkmensen schieten soms helemaal hun doel voorbij, aldus de deputaat. „Als ik iemand hoor zeggen dat het fijn zou zijn als Israël met ons zou kunnen zingen: „Hij heeft gedacht aan Zijn genade” (Psalm 98), begrijp ik wel wat hij bedoelt. Maar het is precies omgekeerd. Wij zingen met hen mee.”