Geen straf Van Geene voor dood volgelinge
De rechtbank in Dordrecht heeft donderdag de 69–jarige geestelijk leider H. van Geene van het Efraïmgenootschap in Heinenoord ervan vrijgesproken dat hij heeft meegewerkt aan de dood van een van zijn volgelingen.
De vrouw in kwestie zou zich volgens justitie door toedoen van G. niet adequaat hebben laten behandelen aan borstkanker, waardoor zij overleed. Voor dit geval en twee andere zaken eiste de officier eerder een jaar gevangenisstraf waarvan de helft voorwaardelijk.
Van Geene kreeg uiteindelijk een boete van 4000 euro en een voorwaardelijk celstraf van drie maanden voor het beledigen van afvallige volgelingen via internet. De rechtbank gaf Van Geene, die zichzelf bestempelt als de profeet Elia, ook geen straf voor het dwingen van volgelingen om in totaal ruim drie ton over te maken aan het genootschap.
De sekteleider uit Puttershoek kondigde in 2001 aan dat het einde der tijden nabij was. Zijn aanhangers maakten zich toen op om als „bruid van Jezus" te worden opgenomen in het hiernamaals. Sommigen zegden hun huur op, verkochten hun woonhuis of deden hun kinderen van school.
Volgens de uit Venhuizen afkomstige kankerpatiënte werd zij destijds door Van Geene „psychisch" gedwongen om af te zien van een operatie. De geestelijk leider zou haar onder meer hebben verteld dat haar lichaam „gaaf" moest blijven voor God. Dat zou haar van een operatie hebben afgehouden.
Na 2001, toen de aangekondigde opname uitbleef, kreeg zij het aan de stok met de leider. Zij werd eerst „geschorst", en uiteindelijk „afvallig." Ze liet zich alsnog opereren en meldde zich bij de politie om aangifte te doen tegen de profeet. De vrouw overleed juli vorig jaar op 60–jarige leeftijd.
De rechtbank constateerde dat er in het strafdossier geen bewijs voorhanden was dat de vrouw daadwerkelijk aan borstkanker is overleden. Ook vond de rechtbank dat niet vaststond dat van dwang van de zijde van de ‘profeet’ sprake was, waarbij de rechtbank onder meer overwoog dat de vrouw uit eigen beweging tot het genootschap was toegetreden.
Over de gulle gever, een bloemenhandelaar (58) uit Noorden die deel uitmaakte van de leiding van het genootschap en die zijn bedrijf verkocht om ruim drie ton aan het genootschap te schenken, merkte de rechtbank op dat deze man moet hebben geweten wat hij deed, temeer omdat hij nadrukkelijk door zijn boekhouder was gewaarschuwd.
Het aantal aanhangers van het Efraïmgenootschap zou in haar hoogtijdagen tussen de honderd en 150 zijn geweest. Inmiddels zouden daar nog maar enkele tientallen van over zijn.