Een christelijk gebaar op een joods kerkhof
„Onder de naam van de Heere Jezus is de joden veel leed aangebracht. Daarom willen we wat terugdoen.” Samen met twintig andere vrijwilligers knapt Lizet Mulder de graven op van een joods kerkhof in Groningen.
Vijf jaar geleden is de interkerkelijke stichting Boete en Verzoening in samenwerking met het deputaatschap Kerk en Israël van de PKN begonnen met het herstel van de graven op de joodse begraafplaats aan de Moesstraat. De afgelopen jaren zijn er stenen rechtgezet, letters opnieuw zwartgemaakt en verroeste grafhekken geschuurd en opnieuw geverfd. Daarnaast wordt er onkruid gewied en worden er bomen gesnoeid.
„In de Tweede Wereldoorlog zijn er veel joden uitgemoord waardoor de joodse gemeenschap te klein is geworden om zelf alle graven in goede staat te houden”, vertelt de 42-jarige Mulder, die enthousiast uit de doeken doet welke plaats Israël in haar hart heeft. „Ik heb wat met Israël, want het joodse volk is Gods volk. God is trouw en Hij heeft beloften aan Abraham gedaan die nog steeds gelden. Door dat volk is het heil tot ons gekomen. Jezus was een jood en ik ben een volgeling van Jezus. Ik houd van Zijn volk.”
Terwijl Mulder voorzichtig bezig is met het verven van de Hebreeuwse tekens op de grafsteen van Amalia Schilo, die volgens het opschrift is gestorven op 7 Siwan 5663, vertelt ze over haar liefhebberij. „Vijf jaar geleden zijn we begonnen met het schoonspuiten van de graven. Andere stenen moesten nodig gelijmd worden.”
Nee, een theologisch onderbouwde visie op de toekomst van Israël heeft ze niet. „Wel ben ik ervan overtuigd dat er nog onvervulde beloften liggen voor het joodse volk.”
Terwijl zonnestralen op de 1900 joodse grafstenen vallen, strijkt Lizet met een kwastje de letters zwart. „Ik ervaar het als een zegen van Boven dat we heel de week mooi weer hebben. Hierdoor kunnen we goed opschieten.”
Aafke Stoppels, het aanspreekpunt van de ploeg die bestaat uit mensen van twintig tot tachtig jaar, geeft aan dat er nog meer gebeurt dan alleen het herstellen van de grafzerken. „Alle grafstenen zijn gefotografeerd en kunnen door mensen uit heel de wereld bekeken worden op onze website. In de Tweede Wereldoorlog is het Groninger archief vernietigd, dus moeten de nabestaanden de informatie van de stenen halen.”
Ook Stoppels is van mening dat er iets teruggedaan moet worden voor de joden. „Onze dankbaarheid komt voort uit het feit dat de joden aan ons het Evangelie brachten. We doen eigenlijk aan plaatsvervangende schulderkentenis, omdat de joden veel is aangedaan. De joodse gemeenschap is blij met ons werk. Door ons herstelwerk aan de graven zijn ze er hier achter gekomen dat wij niet antisemitisch zijn. Ze worden steeds opener tegen ons.”
Joden hechten veel meer waarde aan begraafplaatsen dan christenen, weet Stoppels. „Het lichaam moet hier bedekt zijn en de mannen horen een hoofddeksel te dragen. Als zij in een plaats komen waar familie ligt begraven, dan is het gebruikelijk dat ze een steentje op de grafzerk leggen als teken dat het graf is bezocht.”
Volgens een van de teamleden staat er op ieder graf een joodse spreuk die het volgende betekent: „Dat ze opgenomen mogen zijn in de bundel der levenden.”
De 30-jarige Carla Dronkert is voor het derde jaar aanwezig in de Moesstraat. Ze is hier gekomen via een interkerkelijke gebedsgroep. „Het herstellen van de graven is niet het belangrijkste dat wij voor de joden kunnen doen. Evangeliseren is belangrijker, maar dat is niet ons doel hier.”
Aan de werkweek doen niet alleen Groningers mee. Ook mensen uit andere delen van het land zijn naar de provinciehoofdstad gekomen. „Ze zijn hier op vakantie en overdag werken ze mee.”
De 62-jarige J. Bijsterveld daarentegen komt uit Bedum dat 11 kilometer verderop ligt. Dagelijks fietst ze heen en weer. Ze heeft het er graag voor over: „Dit werk is mooier dan de mooiste vakantie. Ik ben blij dit te mogen doen voor Gods volk.”