Kerk & religie

„Menselijke ellende is niet onmetelijk”

Als God almachtig en volmaakt goed is, waarom is er dan nog lijden in de wereld? Dat is de vraag die velen stellen bij het zien van de gevolgen van de tsunami in Azië of van de aanslagen in Londen. „Mensen die lijden, kunnen maar weinig met allerlei theoretische bespiegelingen.”

Kerkredactie
13 July 2005 11:11Gewijzigd op 14 November 2020 02:45
DOORWERTH – De christelijke studentenvereniging CSFR houdt deze week haar jaarlijkse zomerconferentie, in het Gelderse Doorwerth. Thema is ”Het duister belicht; over God, mens en het kwaad”. Dinsdag hield de Utrechtse godsdienstfilosoof dr. Marcel Sarot
DOORWERTH – De christelijke studentenvereniging CSFR houdt deze week haar jaarlijkse zomerconferentie, in het Gelderse Doorwerth. Thema is ”Het duister belicht; over God, mens en het kwaad”. Dinsdag hield de Utrechtse godsdienstfilosoof dr. Marcel Sarot

Wie in algemene zin spreekt over de verhouding tussen God en kwaad, doet geen recht aan de verhalen van mensen, vindt de Utrechtse godsdienstfilosoof dr. Marcel Sarot. „Theologen hebben vaak de neiging om zich het lijden van anderen toe te eigenen en dan de vraag te stellen waarom God dat lijden toelaat. Hét kwaad bestaat echter niet.”

Sarot, die begin jaren negentig promoveerde op een onderzoek naar de vraag of God kan lijden, sprak dinsdag op de zomerconferentie van de christelijke studentenvereniging CSFR in het Gelderse Doorwerth. De studenten komen deze week bijeen rond het thema ”Het duister belicht; over God, mens en het kwaad”.

De mooiste boeken over God en het kwaad ontstaan volgens Sarot als theologen zelf met lijden worden geconfronteerd en van daaruit gaan nadenken over de relatie tussen henzelf, God en hun lijden. „We moeten ons realiseren dat het meestal niet ons lijden is, maar dat van anderen. Stel altijd eerst de vraag aan jezelf: Wat is mijn verhouding tot dit concrete kwaad? Dat is het belangrijkste dat ik hier wil meegeven.”

De verhouding tussen God en kwaad is een probleem van alle tijden, zo benadrukte Sarot. „Denk maar aan de geschiedenis van Job of aan het Gilgamesj-epos. Het is niet zo dat de verhouding tussen God en het kwaad pas in de Verlichting als een probleem werd ervaren. Wel ging men vanaf dat moment op een andere manier over het kwaad nadenken.”

Voor de achttiende eeuw was het probleem van het kwaad vooral een probleem binnen het christelijke geloof. De vraag was toen hoe kwaad kan bestaan ondanks de welwillende almacht van God. „Vanaf Leibniz wordt het probleem van het kwaad echter een probleem over het christelijke geloof. Sindsdien zijn het Gods rechtvaardigheid, en zelfs Gods bestaan, die op het spel staan in de discussies.”

Sarot signaleerde nog andere verschuivingen in het denken over God en het kwaad. „Vóór de Verlichting had het probleem van het kwaad meer een praktische focus: Hoe kunnen we het geluk bereiken, ondanks het kwaad? Daarna ging de reflectie op het kwaad een theoretisch doel dienen. Het werd de rationele poging om de verenigbaarheid van het bestaan van de christelijke God en de aanwezigheid van het kwaad in de wereld te laten zien.”

Volgens de Utrechtse godsdienstfilosoof ontstond de veranderde visie op God en het kwaad doordat mensen hun geluk niet meer in het hiernamaals zochten, maar op aarde. „Alleen dan wordt het kwaad op aarde echt een probleem. Nu gelooft bijna niemand meer in een zondeval - en daarmee dat we zelf schuldig zijn aan het kwaad. De toegenomen welvaart heeft ertoe geleid dat we nu volop over lijden kunnen nadenken en schrijven. Als je in de ellende zit, schrijf je geen boeken, maar probeer je het hoofd boven water te houden.”

Christenen krijgen nogal eens de vraag hoe ze de onmetelijke hoeveelheid menselijke ellende op aarde kunnen rijmen met het bestaan van God. Sarot: „C. S. Lewis protesteerde tegen die vraag. Er is geen onmetelijke hoeveelheid ellende. Als ik kiespijn heb van intensiteit x, en iemand van u heeft dezelfde kiespijn, dan zou u kunnen zeggen dat in deze zaal 2x kiespijn aanwezig is. Maar, zo stelt Lewis, dan moeten wij wel bedenken dat niemand in deze zaal 2x kiespijn heeft. De som van alle lijden wordt door niemand geleden, en bestaat in die zin dan ook niet.”

De christelijke traditie reikt een heel aantal modellen aan van waaruit mensen over kwaad en lijden kunnen denken. Zoals de overtuiging dat God de zondaars straft die het lijden veroorzaken of dat Gods heerlijkheid alle lijden te boven gaat. „Voor veel christenen is dat een enorme troost. Het lijden heeft dan niet het laatste woord.”

Anderen zien God als een opvoedende en straffende Vader en lijden als zuivering. „In navolging van de schrijver van de Hebreeënbrief ziet Lewis in Gods verhouding tot ons een parallel met de verhouding van een vader tot een kind: waarom verwachten wij van God dat God een lijdensvrije wereld maakt, als wij de kinderen die wij liefhebben waar nodig straffen?”

Kunnen mensen die met lijden te maken hebben, de verklaringsmodellen naast elkaar gebruiken? wilde een student weten. Sarot: „Geen van de modellen lost alle problemen op. Je kunt geen theorie over het lijden aanbieden en zeggen: Hier heb je het. Ieder moet zijn eigen gedachte vormen en leren omgaan met lijden en verdriet. Steeds geldt: Ik moet denken over het leed dat míj treft.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer