„Loonstra is weer een stap verder”
„Loonstra brengt onze kerken opnieuw in opspraak.” Dat schrijft ds. P. den Butter, christelijk gereformeerd predikant in Middelharnis, in het vrijdag verschenen nummer van het blad Bewaar het Pand. „Wil Loonstra toch zeggen wat hij zegt? Dan moet hij niet tegelijkertijd het herders- en leraarsambt in onze kerken willen uitoefenen. Die combinatie is een onmogelijke.”
Ds. Den Butter reageert met zijn artikel op de jongste publicatie van dr. B. Loonstra, ”Hij heeft een vriend. Homorelaties in de christelijke gemeente”. Daarin komt de christelijke gereformeerde predikant uit Emmeloord tot de conclusie dat de Bijbel ruimte biedt aan homoseksuele relaties „in liefde en trouw.”
Overigens blijft dr. Loonstra hiermee „heel consequent in de weg die hij blijkens zijn publicatie uit 1994 al ingeslagen was”, constateert ds. Den Butter. „Toen schreef hij over de geloofwaardigheid van de Bijbel. Dat boek veroorzaakte toen de nodige opschudding. Buiten onze kerken werd gesignaleerd dat met de introductie van de nieuwere manier van bijbellezen, zoals die in dit boek wordt aangereikt, het gereformeerde spoor was verlaten. Met name binnen de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt werd hierop gewezen. (…) Tot op de jongste synode van deze kerken toe kwam de naam van Loonstra ter sprake alsmede het feit, dat hij in onze kerken kennelijk gedoogd wordt.”
Ook binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken zelf bleven de reacties niet uit. „De generale synode van 1998 kreeg ermee te maken. Een commissie werd benoemd, die met de schrijver moest gaan praten. Het resultaat was, dat Loonstra wat gas terug moest nemen en hier en daar enkele door hem gemaakte opmerkingen nuanceerde en afzwakte. Daarmee was naar de mening van de commissie en van de volgende synode de kous af.”
Inmiddels blijkt echter dat dit zeker niet het geval was, aldus ds. Den Butter. „Loonstra is weer een stap verder. En zolang hij niet radicaal herroept wat hij in 1994 schreef zal hij ook niet terugkunnen.”
Wat nu? vervolgt de predikant uit Middelharnis. Hij betwijfelt of het indienen van bezwaarschriften resultaat zal hebben. „Vergeet niet dat ondanks alles wat er al gebeurd en gezegd is, de Particuliere Synode van het Noorden dr. Loonstra onlangs ook nog tot curator van de Theologische Universiteit benoemde… Geeft dat ook al niet te denken? Wat zal het kerkverband doen? Is dat kerkverband nog wel in staat iets te doen? Of zijn er misschien al niet te veel onder ons, die denken zoals Loonstra denkt (of zo ongeveer), maar die het liever door hem laten zeggen dan dat ze het zelf doen?
In zijn boekje laat dr. Loonstra het Woord van God dicht, zo stelt ds. Den Butter. „Of als het wel open gaat blijkt het wat anders te zeggen dan wat er staat. Mag het ook alleen maar zeggen wat ons welgevallig is. O, we zijn zo slim geworden in de uitleg van dat Woord. Vrijdag betekent het gewoon precies het tegenovergestelde van wat het oorspronkelijk bedoelde. En pas helemaal aan het eind, als we met onze nieuwe bijbeluitleg ons doel bereikt hebben, gaan we erkennen dat de Bijbel homoseksueel gedrag verbiedt. Daar kwam Kuitert tenslotte uit, nadat hij eerst een tijdlang beweerd had dat de Bijbel anders verstaan moest worden. Komt Loonstra daar ook uit? Dan wordt echt waar wat iemand na de verschijning van zijn boek over de geloofwaardigheid van de Bijbel tegen me zei: Loonstra wordt onze Kuitert.”
De auteur van ”Hij heeft een vriend” brengt onze kerken opnieuw in opspraak, schrijft de christelijke gereformeerde predikant. „Mag ik verontwaardigd zijn omdat hij dat doet?”
Bovendien, „Loonstra laat mensen aan hun lot over. Mensen, zoals ook ik ze in mijn pastorale werk ben tegengekomen, die vanwege de vreze des Heeren weten dat ze niet aan verkeerde lusten en begeerten mogen toegeven (iets wat overigens bepaald niet voor homofiel-geaarde mensen alleen geldt!). Mag ik erover verontwaardigd zijn als mensen in hun strijd om des gewetens wil, in de kou worden gezet? Waar is het erbarmen van het echte herdershart?”
Maar het ergste, schrijft ds. Den Butter, is: „Loonstra tast het Woord van mijn God aan. Hij legt de Heere het zwijgen op. Hij haalt de heiligheid Gods neer. Mag ik ook daarover zowel verontwaardigd als intens bedroefd zijn?”
„Wil Loonstra toch zeggen wat hij zegt?” zo besluit de predikant zijn artikel. „Dan moet hij niet tegelijkertijd het herders- en leraarsambt in onze kerken willen uitoefenen. Die combinatie is een onmogelijke. Laat hij doen wat in de negentiende eeuw dr. Allard Pierson deed, toen deze ontdekte dat hij niet langer de gereformeerde leer voor zijn rekening kon nemen. Hij ging een ander beroep uitoefenen.”