„Aan kerk is te zien hoe laat het is op wereldklok”
„Denkt u dat we leven in de eindtijd? Als u ja zegt, vraag ik u aan welke tekenen u denkt. Grote kans dat u dan denkt aan oorlogen, aardbevingen en rampen. Jezus zegt echter dat we daar niet te veel op moeten letten.”
Zo begon ds. H. van den Belt uit Nijkerk woensdag zijn toespraak tijdens de zomermiddagsamenkomst van de Nederlandse Hervormde Mannenverenigingen op gereformeerde grondslag, streek Nunspeet. De Maranathakerk van het vlak bij Oldebroek gelegen plaatsje ’t Loo zat zo goed als vol. Het thema van de bijeenkomst was: ”De christelijke toekomstverwachting”
De Nijkerkse predikant ging uit van Matthéüs 24:1 tot 14, waar Jezus spreekt over het einde van de wereld. Volgens ds. Van den Belt moeten we ons niet verkijken op allerlei rampen, aardbevingen, oorlogen en ziekten, want die zijn er altijd geweest. Wel zijn ze de barensweeën van de komst van de Messias. Het klinkt volgens hem te negatief om te spreken over „de voetstappen van de Heere Jezus”, net alsof we blij zijn met rampen.
Het is belangrijker om naar de kerk te kijken, aldus de predikant. „Wanneer je daar op let, kun je zien hoe laat het is op de wereldklok. Gods kerk kent verdrukking, die uitwendig of inwendig kan zijn. Als de Heere werkt in ons leven komt er strijd en verdrukking. In Matthéüs 24 staat wat er gebeurt als de verdrukking ophoudt. Dan ontstaat aantasting van binnenuit met als kenmerken: verdeeldheid, verwarring, liefdeloosheid en eigengerechtigheid.
Heeft de kerkscheuring van vorig jaar ons in dat opzicht niet meer te zeggen dan de tsunami? Als we elkaar overleveren en elkaar haten, dan is dat een ontzaglijk teken van de tijd. Zijn we vergeten waarom het werkelijk gaat, namelijk om de rechtvaardiging van de goddeloze? Het is mijn wens dat de broederlijke liefde blijft, ondanks verscheurdheid en tekenen van de tijd.”
De predikant liet aan de hand van de tekst zien dat het proces van liefdeloosheid in de kerk uitmondt in dwaalleer en wetteloosheid. „Laat je niet afleiden door wat buiten de muren van de kerk gebeurt, maar steek de hand in eigen boezem.”
„Er is hoop voor de periode die wacht”, besloot ds. Van den Belt zijn toespraak. „Wat er ook gebeurt, alle dingen zijn onderworpen aan Jezus, want Hij is de overwinnaar.”
In zijn openingswoord had voorzitter ds. W. Chr. Hovius naar aanleiding van Jakobus 5:9 gezegd dat ook de Jeruzalemse gemeente niet op één lijn zat. Jakobus waarschuwde tegen het zuchten tegen elkaar, omdat de Rechter voor de deur stond. „Hij gunde de mensen het oordeel niet.”
Ds. M. van Kooten, hervormd predikant te Montfoort, nam zijn uitgangspunt in 1 Thessalonicensen 4:13 tot 18. De christelijke gemeente leeft vaak ver verwijderd van de wederkomst van de Heere Jezus, zei hij. „Dat was in de gemeente van Thessalonica heel anders, de mensen vergaten zelfs hun gewone werk. Ze dachten: „Waar zullen we het voor doen?” Ze hadden niet de nuchterheid van Luther, die zei: „Als de Heere morgen komt, ga ik vandaag nog een appelboom planten.” Ze hadden meer van Augustinus, die zei: „Als Jezus terugkomt, hoop ik dat Hij mij predikend of biddend vindt.”
Paulus vermaande hen, aldus ds. Van Kooten, hun werk te blijven doen. Intussen wees de apostel de Thessalonicensen er ook op dat degenen die ontslapen waren altijd bij de Heere mochten zijn. „De zaligheid is wel steeds hetzelfde, maar het verveelt nooit om altijd bij Christus te zijn.”
De predikant gaf zijn gehoor mee nuchter te zijn en het werk als huisvrouw, boer of kantoorbediende goed te doen, maar tegelijkertijd uit te zien naar de komst van de Heere Jezus. Hij eindigde met het voorbeeld van een kind dat was wezen logeren en weer terugging. Toen het de auto zag die hem thuis zou brengen zei het: „Ik ga naar huis.”
Ds. Van Kooten: „Die zo’n heimwee hebben, zullen thuiskomen.”