Ridderus, een theoloog wars van uitersten
Een theoloog van de middenweg was de Nederlandse oudvader Franciscus Ridderus (1620-1683). Dat klinkt vaag en kleurloos, maar het onderstreept het staan midden in de kerk, zegt ing. Herman Postema. „Ridderus zegt dat het niet uitmaakt of je links of rechts van het pad raakt, in beide gevallen ben je van de weg af.”
De inwoner van Doorn schreef een biografie over het leven en werk van Ridderus, een „orthodox theoloog, maar niet zonder bevinding.”
Vanavond vindt er een boekpresentatie plaats in de Rotterdamse Laurenskerk, waar Ridderus lange tijd heeft gepreekt. Ook zal er naar aanleiding van het boek op 24 september een congres over Ridderus plaatsvinden, georganiseerd door de Stichting Studie der Nadere Reformatie (SSNR). Lezingen zijn van Postema, dr. W. J. op ’t Hof, drs. A. Ros en drs. G. Schaap, die een proefschrift over de theologie van Ridderus voorbereidt.
De naam van oudvader Franciscus Ridderus is bekend, maar toch hebben weinig mensen iets van hem gelezen. Zijn ”Dagelijkse Huiscatechisaties” verscheen in 1990, daarna verzorgde Postema uitgaven van wat kleiner werk. „In de zeventiende eeuw geniet hij evenveel bekendheid als Jacob Cats, maar in de achttiende eeuw is het snel met de belangstelling gedaan. De laatste jaren is er door de heruitgave van enkele werken meer interesse. Ik verwacht dat Ridderus de komende tijd weer helemaal terugkomt in de schijnwerpers.”
Het gebrek aan aandacht bevreemdt des te meer omdat niemand in de tijd van de Nadere Reformatie zo veel heeft geschreven als hij. Ter vergelijking: De grote voorman en veelschrijver van deze beweging, Willem Teellinck, Ridderus’ geestelijke vader, produceerde slechts half zo veel.
Ridderus schreef in totaal 28.000 pagina’s, die door Postema alle zijn gelezen. Hij verzamelde door de jaren heen kopieën van Ridderus’ werken, maakte reprints en bond ze in.
Ridderus publiceerde zeer uiteenlopende werken, historische, polemische en praktisch-bevindelijke. „Zijn historisch werk is voor een deel tijdgebonden, maar dat geldt niet voor zijn stichtelijke werken. Die zijn nog voluit actueel door het diepgelovige karakter ervan, het gericht zijn op Christus en het verlangen naar de hemel. Je hoeft bij hem geen hoogdravende theologische verhandelingen te verwachten. Van de 28.000 pagina’s zijn er meer dan 5000 piëtistisch. Ridderus is een orthodox theoloog, maar niet zonder bevinding.”
De Hollandse oudvader was predikant in Schermerhorn, Brielle en Rotterdam. Het onderstreept zijn aanzien dat hij lange tijd verbonden was aan de befaamde Laurenskerk.
In Ridderus’ tijd beleefde de kerk van Rotterdam een grote bloei. In 1678 werd een negende predikantsplaats gesticht, in bijna een halve eeuw was dat een verdubbeling. De gemeente telde toen meer dan 20.000 leden. Vooral op biddagen en avondmaalszondagen was de toeloop enorm. De gemeenteleden bleven tussen de diensten in de kerk. In de meeste kerken werd driemaal gepreekt, de eerste dienst was om zeven uur.
De belangstelling voor het avondmaal had te maken met de politiek rumoerige tijd waarin Ridderus leefde, zegt Postema. „Er is vaak de neiging om de kerkgeschiedenis los te maken van de wereldgeschiedenis. Er was in Holland grote onrust door de oprukkende Fransen. Het avondmaal werd daarom vooral als een sacrament van troost ervaren. Na 1672 was er een hausse aan avondmaalslectuur.”
Ridderus was ook een scherp polemicus. Hij keerde zich tegen uiteenlopende fronten, zoals het atheïsme, labadisme, coccejanisme en het remonstrantisme. Een stijle vechter voor de waarheid? Nee, zegt Postema. „Typerend voor Ridderus is dat hij midden in de kerk wilde staan en daarom wars was van theologische uitersten. Hij was bedacht op de eenheid van de kerk. Daarom kwam hij in conflict met onder andere Koelman. Hij kon meevoelen met Koelmans bezwaar tegen de christelijke feestdagen, maar betreurde het dat deze de zaken zo op de spits dreef dat de kerk erdoor verscheurde. Dat verweet hij overigens ook de coccejanen.”
Postema ziet Ridderus als duidelijke vertegenwoordiger van de Nadere Reformatie, hoewel dat niet spoort met de normen van de SSNR. Deze stelde een aantal criteria op om iemand (hoofd)vertegenwoordiger van de Nadere Reformatie te kunnen noemen, maar bij Ridderus komt men niet verder dan een ”aanhanger”. Ridderus zou bijvoorbeeld geen reformatieprogramma geschreven hebben en hij zou negatief geschreven hebben over de puriteinen.
„Dat laatste klopt”, zegt Postema, „maar Ridderus bedoelt vooral de independenten, die zich afscheidden van de kerk. Met de puriteinse vroomheid was hij het helemaal eens. Hij had ook oog voor de positieve kanten van het conventikel, dat hij op een positieve wijze in de kerk wilde integreren, als het maar geen vroomheid buiten de kerk was.”
Het conflict met Koelman maakt Ridderus verdacht, zegt Postema. „Ridderus was voluit een voetiaan, zij het meer op orthodoxe dan op piëtistische wijze. Hij zag echter dat de kerk veel te lijden had van buitenkerkelijke gezelschappen. Koelman noemde zich na zijn afzetting predikant van Sluis, maar je moet niet vergeten dat de burgerlijke overheid hem van die plaats verbande en dat nagenoeg alle gereformeerde vergaderingen op classicaal en provinciaal niveau tegen Koelmans gezelschappen waarschuwden.
Wil men Koelman tot de Nadere Reformatie rekenen, dan moet men Ridderus er buitensluiten. Ik denk dat we meer oog moeten hebben voor een specifieke ontwikkeling van het piëtisme in de tweede helft van de zeventiende eeuw. Personen als Koelman, Lodenstein, Schortinghuis en Verschuir kenmerkten zich door een vergaande verinnerlijking en richtten zich niet meer op de reformatie van de hele kerk. Ridderus wilde reformatie van de kerk, maar niet buiten de kerk.”
Postema is op dit moment redacteur van het Reformatorisch Dagblad. Na de zomer gaat hij opnieuw aan de slag als leraar. Hij wordt docent godsdienst en maatschappijleer aan de Jacobus Fruytier Scholengemeenschap in Apeldoorn. Hij heeft de landbouwhogeschool achter de rug en was een tijdlang biologieleraar.
Postema, lid van de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland, gaat verder met zijn kerkhistorisch onderzoek. Hij heeft inmiddels al het werk van Simon Simonides in hedendaags Nederlands herschreven. Postema is naast zijn bestuurlijke werk in de politiek en het onderwijs ook actief op het gebied van plaatselijk historisch en genealogisch onderzoek en is lid van een SSNR-werkgroep.
Wat beweegt een autodidact, zoals hij zich noemt, om zich met kerkgeschiedenis bezig te houden? Postema: „Ik kreeg van mijn oma het boek van Wilhelmus à Brakel ”Halleluja van het genadeverbond”, later een abonnement op het Overjarig Koren. Dat wekte de interesse in de oudvaders. Ik denk dat het goed is dat we onze eigen bronnen weer leren kennen, om het evenwichtige theologische midden weer te vinden, waarvan Ridderus een uitnemend vertegenwoordiger was.”