Koninklijk Huis

Een breed beeld van brede scholen

De laatste jaren wordt de term ”brede school” veel gebezigd. Wat kan het reformatorisch onderwijs met dit fenomeen? Het studiecentrum van de SGP, de Guido de Brès-stichting, bezint zich daarop in het commentaar ”De ene school is de andere niet”.

Drs. A. Bongiovanni
1 July 2005 08:16Gewijzigd op 14 November 2020 02:43

Brede scholen zijn er in soorten. In de ene plaats verrijst een nieuw, multifunctioneel gebouw waarin een huisarts, een bibliotheek én een basisschool gehuisvest zijn. In een andere gemeente wordt gezocht naar mogelijkheden om kinderen van ’s ochtends zeven tot ’s avonds zeven onderdak te bieden. Een derde situatie toont een school die naast het normale onderwijsaanbod een breed palet aan extra mogelijkheden op sociaal, cultureel of sportief gebied aanbiedt.

Een brede school is een samenwerking tussen school, gemeente en zorg- of culturele instellingen. Ze biedt een breed aanbod aan extra activiteiten aan binnen een voor de kinderen vertrouwde omgeving. Dit om de ontwikkelingskansen van kinderen te vergroten. Achterstanden worden zo mogelijk weggenomen en sociale vaardigheden vergroot.

Bijkomend voordeel is dat een duur schoolgebouw, dat anders slechts zo’n 25 uur per week gebruikt zou worden, optimaal benut wordt door er veel meer in te doen.

Extra vorming

De SGP-studie, van de hand van oud-onderwijsman dr. G. van der Hoek, inventariseert de aanleiding, de achtergronden en de (zeer diverse) doelstellingen van de brede scholen. Vervolgens passeert de rol van de overheid en van andere partners de revue. Ten slotte formuleert Van der Hoek een visie op de diverse varianten van de brede school.

De studie bespreekt vier profielen: het onderwijsachterstandenprofiel, gericht op kinderen uit zwakke sociale milieus; het zorgbreedteprofiel, met een accent op jongeren of gezinnen met maatschappelijke problemen; het opvangprofiel, bedoeld om werkende ouders kinderopvang te bieden; het accommodatieprofiel, gericht op het optimaal benutten van beschikbare ruimte.

Het eerste profiel is voor scholen het meest zinvol. Hierbij wordt kinderen naast de gebruikelijke schoolvakken extra vorming aangeboden. Na schooltijd of in vakanties organiseren andere instellingen activiteiten binnen de school. Ook de voorschoolse educatie, het peuterspeelzaalwerk, kan hierbinnen een plaats krijgen. Doel moet zijn: het kind en zijn ontwikkeling. Achterstanden kunnen zo vroeg mogelijk gesignaleerd en zo goed mogelijk aangepakt worden.

Hoeksteen

Bij het tweede profiel, de maatschappelijke functie van de brede school, vraagt de auteur zich af of dit niet een te idealistisch doel is. Wat niet wegneemt dat de intenties goed kunnen zijn en steun verdienen.

Terecht merkt hij op dat ten aanzien van het derde profiel een kritische houding past. Er is een maatschappelijke trend om ”opvang van zeven tot zeven” als iets begeerlijks te zien. Wanneer we echter het gezin als hoeksteen van de samenleving zien en ervan uitgaan dat de school er is om de ouders te ondersteunen bij hun opvoedingstaak, past daarin niet een school die vrijwel alle opvoeding tegen betaling verzorgt. Het gezin als veilige thuishaven verdwijnt hiermee grotendeels.

Naar mijn idee moet de ontwikkeling van een brede school altijd gericht zijn op de belangen van het kind. De school heeft een onderwijstaak. De opvoedingstaak ligt primair bij de ouders. Bij de opvoeding kan een school de ouders wel behulpzaam zijn, maar ze behoort deze taak niet over te nemen. En zeker niet wanneer dit gebeurt uit financiële motieven van de ouders. Wanneer we dát verstaan onder ”brede school”, kunnen we daar binnen het reformatorisch onderwijs niet veel mee.

Het vierde profiel, dat streeft naar optimale bezetting van een gebouw, is van een totaal andere orde. Uiteraard is er niets op tegen dat een gemeente probeert een schoolgebouw optimaal te benutten, maar belangrijk wordt wel wie bepaalt wat er binnen een school wel of niet kan. Wanneer bijvoorbeeld de gymzaal van een reformatorische basisschool in de avonduren door een plaatselijke feestcommissie verbouwd wordt tot disco, ontstaat er een zeer ongewenste situatie. In de visie van de SGP moet eerst duidelijk vastgelegd worden welke afspraken gelden en wat de consequenties van niet naleven zijn.


Voorwaarden

Het fenomeen brede school biedt ook reformatorische scholen goede mogelijkheden. Voorwaarden zijn wel dat het normale onderwijs niet in het gedrang komt, dat de activiteiten overeenkomen met de identiteit van de school, dat de school zelf het beleid kan bepalen of bijstellen, dat de te verlenen dienst of zorg past binnen de identiteit van de school, dat het belang van kinderen (hetzij uit de buurt, hetzij uit de achterban) gediend wordt, dat de verbreding van het onderwijsaanbod voortkomt uit een behoefte en niet uit een ”hype”, en dat geldelijke ondersteuning een middel is om wensen te realiseren en niet de reden is om wensen te creëren.

Voor wie beleidsmatig te maken heeft met een brede school is de brochure ”De ene school is de andere niet” sterk aan te bevelen. De beknopte inventarisatie van de mogelijkheden en ontwikkelingen op landelijk niveau is zeer verhelderend. Met name het laatste deel, waarin de SGP-standpunten verwoord worden, geeft deze studie haar meerwaarde.

De auteur is directeur van de Jacobus Koelmanschool in Krimpen aan den IJssel en onderwijskundige.

N.a.v. ”De ene school is de andere niet. Over de brede school”, door dr. G. van der Hoek, Den Haag 2005, ISBN 90 807629 8 9, 44 blz., prijs € 5,-.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer