De Zwitserse beschermers van Ratzinger
De Zwitserse Garde, het kleinste leger ter wereld, is begonnen met de vieringen van de 500e verjaardag van de oprichting. Al vijf eeuwen dragen 120 kleurrijk geklede soldaten bij aan de zorg voor „rust en veiligheid in het Vaticaan”, aldus gardecommandant Elmar Mäder.
Een uitvoerig programma is samengesteld om de 500e verjaardag van de pauselijke paleis- en lijfwacht niet onopgemerkt voorbij te laten gaan. De festiviteiten staan gepland voor dit jaar en volgend jaar. De uitgave van een speciale postzegel en een jubileummunt en een 723 kilometer lange voettocht van Bellinzona naar Rome door 100 ex-gardisten maken deel uit van de festiviteiten. De plechtigheden worden definitief afgesloten in de winter van 2006, wanneer het museum van de Zwitserse Garde in het kasteel van Penthes, nabij Genève, wordt geopend.
Er wordt wel eens meewarig gedaan over de gardisten. De ouderwetse outfit en het zichtbare wapentuig van de soldaten, zwaard en hellebaard, verhogen op het eerste gezicht niet direct het veiligheidsgevoel van een Vaticaan-bezoeker. Onzichtbaar zijn de soldaten echter ook met moderne wapens uitgerust. In hun broekspijp dragen ze een automatisch wapen bij zich.
De pauselijke bewakingseenheid is overigens niet alleen verantwoordelijk voor de veiligheid van de Vaticaanstad-bewoners. De bewaking wordt ook uitgevoerd door andere Vaticaanse veiligheidsfunctionarissen en de Italiaanse politie.
Geheel volgens traditie is de wacht, ook vandaag nog, uitsluitend samengesteld uit Zwitserse soldaten. In 1921 werd vastgelegd dat de gardisten geen legereenheid zijn en daardoor ook in Zwitserland niet kunnen worden vrijgesteld van legerdienst. Desondanks is het voor de garde niet moeilijk om voldoende jonge Zwitserse mannen te vinden die bereid zijn dienst te nemen. Wel zijn er enkele voorwaarden waaraan voldaan moet worden.
Het korps bestaat alleen uit Zwitserse mannelijke vrijwilligers van ten minste 1,74 meter lang en tussen de 19 en de 30 jaar oud. Een rooms-katholieke geloofsovertuiging is gewenst, maar niet verplicht. Een andere voorwaarde is dat men celibatair leeft. Voor soldaten met een kaderfunctie is een uitzondering gemaakt. Zij mogen wel gehuwd zijn.
Deze week werd bekend dat er voor het eerst in de geschiedenis van het Vaticaan een speeltuin is geopend binnen de muren van de pauselijke stadstaat. De speeltuin is bestemd voor de kinderen van de Zwitserse Garde. In totaal gaat het om veertien gezinnen. De kindertuin is niet toegankelijk voor de kinderen van de toeristen.
De soldaten dienen twee jaar in het korps en wonen tijdens die periode in de kazerne. Gedurende deze jaren hebben ze de nationaliteit van het Vaticaanstad. Het salaris is niet hoog (in 2004 ongeveer 1100 euro per maand), maar daarbij zijn kost en inwoning gratis, evenals medische verzorging. Ook zijn de gardisten vrijgesteld van inkomstenbelasting.
Volgens Jacques Babey is het een eer om in dit leger te mogen dienen. Babey staat aan het hoofd van de ex-gardistenvereniging, die 900 leden telt. Volgens hem is het leger ook reclame voor Zwitserland. Babey herinnert eraan hoe na de garde de vorige paus aan het hart lag: „Tijdens zijn bezoek aan Zwitserland vorig jaar drong hij erop aan in Bern de voormalige gardisten te ontmoeten.”
Volgens Babey staat het leger ook bij de nieuwe paus hoog aangeschreven. Hij gaat op 6 mei 2006 voor in de viering op het Sint-Pietersplein, waarin de overleden gardisten worden herdacht.
Deze paleis- en lijfwacht ontstond in 1505, toen paus Julius II de scepter zwaaide in het pauselijke rijkje. Onder het bewind van Julius werd een langdurige reeks oorlogen gevoerd tegen onder andere de stadstaten Bologna en Florence. Inzet van deze oorlogen was het vergroten van het territorium van de paus.
Julius schuwde daarbij geen middelen, wat hem de bijnaam ”Il Papa Terrible” (de verschrikkelijk paus) opleverde. Gedurende deze strijd maakte hij gebruik van de voor die tijd bijzonder moderne Zwitserse huurlingen, voornamelijk hellebaardiers. Het korps werd officieel door Julius II in 1506 opgericht.
Een heldendaad die nog steeds door de gardisten wordt herdacht, is de verdediging van paus Clemens VII door de garde op 6 mei 1527. Tijdens de plundering van Rome door muitende troepen van de rooms-katholieke keizer Karel V, verdedigden de pauselijke beschermers met man en macht het pauselijke staatje. Uiteindelijk lukte het niet de plunderaars weg te houden uit het Vaticaan. Wel slaagden de gardisten erin paus Clement VII veilig over te brengen naar kasteel Sant’ Angelo. Van de 189 gardisten overleefden slechts 42 de strijd.
De huidige gardecommandant, Elmar Mäder, is trots op zijn 500-jarige leger en ziet de toekomst positief tegemoet. De mannen van de garde zijn namelijk „trouw, plichtsbewust, passen zich snel aan en staan ook open voor vernieuwing”, aldus Mäder.