Palestijnse staat beroert Likud-gemoederen
In de Likud-partij zijn de meningen nog verdeeld, maar de Arbeiderspartij is er al uit. Voor de ene Israëliër is een Palestijnse staat iets wat onmogelijk door de beugel kan, de ander gelooft dat zij de enige hoop op vrede is. De kwestie van een Palestijnse staat levert niet alleen munitie voor de politieke strijd tussen de Arbeiderspartij en Likud, maar ook voor verschillen van mening binnen de partijen zelf.
Minder dan de helft van het 2600 personen tellende centraal comité van Likud kwam afgelopen zondag bijeen om te stemmen over een motie van Knessetlid Eli Cohen, de voorzitter van het zogeheten Forum voor het behoud van de principes van de Likud-partij. ”Een onafhankelijke Palestijnse entiteit ten westen van de rivier de Jordaan zal een gevaar vormen voor het voortbestaan van het Joodse volk”, zo waarschuwde Cohen. Sharon stelde voor een beslissing over de Palestijnse staat uit te stellen, maar het comité wierp zijn resolutie in de prullenbak.
Benjamin (”Bibi”) Netanyahu maakte van de bijeenkomst gebruik om aan zijn comeback te werken. Hij won in 1996 de verkiezingen onder de leus ”Een veilige vrede”. Drie jaar later verloor hij het premierschap aan Ehud Barak van de Arbeiderspartij. Netanyahu trad af en Sharon nam zijn positie als leider van Likud over. Netanyahu vindt dat hij nu lang genoeg uit de politiek is geweest. De eerste die aan de kant moet worden gezet, is Sharon. ”Sharon ondermijnt de nationale veiligheid”, zo bulderde de oud-premier door de zaal. Hij beloofde zich met hand en tand te verzetten tegen de oprichting van de Palestijnse ”terreurstaat.”
Sharon praat al geruime tijd over de mogelijkheid van de oprichting van een Palestijnse staat. Afgelopen september zei hij tijdens een toespraak in Latrun: ”Israël wil de Palestijnen iets geven wat niemand anders hun eerder gegeven heeft, namelijk de mogelijkheid een eigen staat te vormen.” Deze staat moet in zijn optiek minder groot worden dan wat de Arbeiderspartij-regering van Ehud Barak in juli 2000 in Camp David en in januari 2001 in Taba bij vredesbesprekingen met de Palestijnen voorstelde. Barak bood tijdens de onderhandelingen een staat aan in de Gazastrook en in zeker 95 procent van de Westelijke Jordaanoever. Bij Sharon zou het gaan om een staat van niet meer dan de helft van de Westoever. Zelfs dat is voor de haviken in zijn Likud-partij ondenkbaar.
De uitspraak van Sharon veroorzaakte onrust in de Likud-gelederen. Toch had hij al eerder over de oprichting van een Palestijnse staat gesproken. Hij zei in augustus 2000 op een bijeenkomst van de buitenlandse persassociatie dat hij bereid is een Palestijnse staat te accepteren als aan strenge voorwaarden wordt voldaan: de staat dient volgens hem te worden gedemilitariseerd, de Palestijnse politiemacht moet beperkt blijven tot een grootte waarmee Israël akkoord gaat en de Palestijnen dienen illegale wapens in beslag te nemen. Verder moet Israël de grenzen van de Palestijnse staat controleren om te voorkomen dat de Palestijnen wapens invoeren.
Sharon is niet uit het veld geslagen door Netanyahu’s manoeuvre. De premier haalde uit naar politici die slechts ”speeches houden en boeken schrijven”, Netanyahu dus. Bovendien stelde hij dat hij in tegenstelling tot Netanyahu de Palestijnse leider Yasser Arafat nooit de hand heeft geschud. Sharon en zijn supporters in de Likud-partij kunnen troost putten uit de wetenschap dat de strijd tussen hem en Netanyahu niet wordt beslist door de havikachtige leden van het centraal comité, maar door de 110.000 leden van de partij in de voorverkiezingen.
Uit een opiniepeiling van het Dahaf-instituut die dinsdag werd gepubliceerd, blijkt dat 63 procent van de Israëliërs en 43 procent van de Likud-leden gelooft dat er een Palestijnse staat moet komen in het kader van een vredesregeling. Bovendien doet Sharon het in de Likud-partij zelf aanzienlijk beter dan de populistische Netanyahu: 54 procent van de Likud-leden vindt dat Sharon kandidaat moet staan voor het premierschap in november 2003, terwijl slechts 35 procent meent dat Netanyahu de partij het beste kan leiden. Andere opiniepeilingen laten zien dat Likud de Arbeiderspartij zal verslaan. De Palestijnse terreuraanslagen in Israël hebben geleid tot steun voor Likud.
Sharon zegt dat zijn politiek niet beïnvloed zal worden door de wensen van het centraal comité. ”Ik wil verduidelijken dat de overwegingen die mij leiden en die mijn beslissingen beïnvloeden van nationaal belang zijn: Israëls veiligheid en het bereiken van vrede”, zo hield hij deze week de Likud-fractie in de Knesset voor.
Ook andere Likud-leiders hebben in het verleden de wensen van het centraal comité naast zich neergelegd. Menachem Begin liet het comité voor wat het was toen hij een vredesverdrag sloot met Egypte in maart 1979, Yitschak Shamir toen hij in oktober 1991 naar een internationale vredesconferentie in Madrid ging en Bibi Netanyahu toen hij in oktober 1998 het Wye-akkoord sloot, waarbij hij belangrijke territoriale concessies aan de Palestijnen deed.