Wanneer de vergeving van de zonde wordt geschonken, worden alle banden ontbonden. De schuld van alle zonden wordt kwijtgescholden, van de erfschuld en de dadelijke schuld, de grote en de kleine zonden. Deze genezing wordt aan de ziel toegebracht door het bloed van Christus. Er wordt in de hemel of op de aarde niets gevonden dat bekwaam is om deze ziekte te genezen, behalve Zijn bloed. „Zonder bloedstorting geen genezing.”Er is geen bloed dat dit kan uitwerken, dan alleen wat drupt uit de wonden van Christus. Alleen Zijn bloed is onschuldig en dierbaar bloed. Het is van oneindige waarde, want het is het bloed van de Zoon van God. De zielen van de gelovigen zullen hun grote Medicijnmeester tot in alle eeuwigheid groot maken en verheerlijken.

Het tweede kwaad dat door Christus genezen wordt, is de heerschappij over de zielen van arme zondaars. Waar de zonde heerst, is de ziel in een zeer droevige toestand, want hij verduistert het verstand en doet de consciëntie zwijgen, verhardt de wil en versteent het hart. Zo wordt elk vermogen verwond door de kracht en de heerschappij van de zonde over de ziel. O, hoe moeilijk is de genezing van deze ongesteldheid. Ze overtreft de bekwaamheid van de engelen en de mensen om die te genezen. Doch Christus volbrengt het en geeft ten laatste een volkomen genezing. Hij doet dat door Zijn Geest op ons uit te storten.

John Flavel, predikant te Darmouth (Een heilige in der daad, 1757)