Een dubbel gevoel
Komende maand wordt het ruimteveer Discovery gelanceerd. De datum schuift steeds weer op; het wordt volgens de laatste berichten wellicht de tweede helft van juli.
Het RD drukte op 3 april en 3 juni grote foto’s af van de ”rollout” van deze space shuttle. Zeker, bijster interessant die volgende ruimtevlucht. Toch zijn ook bij de ruimteprogramma’s best kanttekeningen te maken.
Na grondige revisie van het ruimteprogramma durft NASA weer naar het internationale ruimtestation te gaan, dat op ongeveer 350 kilometer hoogte rond de aarde cirkelt. Alle Space Shuttle-lanceringen stopten na het ernstige ongeluk met de Columbia in februari 2003. De hele bemanning kwam om bij terugkeer in de atmosfeer en in 1986 verongelukte de Challenger tijdens de start. In beide gevallen was menselijk falen de oorzaak. Maar er is meer.
Ramp
Ik zal maar eerlijk zeggen dat ik een erg dubbel gevoel heb bij deze geldverslindende en risicovolle ruimteprogramma’s. Het budget voor het Space Shuttle-programma bedraagt in 2005 meer dan 16 miljard dollar, ongeveer 14 miljard euro. Ook het Apollo-programma, waarmee de eerste man op de maan werd gezet, kostte indertijd al 355 miljard dollar. Enerzijds heb ik veel bewondering voor deze projecten en vind ik de wetenschappelijke resultaten indrukwekkend. Prachtig dus, die foto’s van de Discovery in het RD.
Anderzijds vraag ik mij af of al deze technologische kennis niet anders zou kunnen worden ingezet. Denk maar eens aan de steeds weer terugkerende honger in de Sahellanden, de watersnoden in Bangladesh, de genocide in Darfur, de tsunami-ramp in Zuidoost-Azië. Zou dit geld niet beter daaraan kunnen worden besteed?
Voorstanders laten niet af de ”spin off” van de ruimteprogramma’s te beklemtonen, zoals het onderzoek naar nieuwe geneesmiddelen en het nut van communicatiesatellieten. En dat is ook zo, al zou je met onbemande ruimtevluchten waarschijnlijk hetzelfde kunnen bereiken.
Zijn bemande ruimtereizen niet vooral een prestigezaak? Immers, na het internationale ruimtestation willen ’we’ een basis op de maan en later een op Mars. Welk land zal daar het eerste zijn? Rusland heeft krachtiger raketten dan de VS; China komt sterk op als wereldmacht. Na de Spoetnik van 1957 gaat de ruimterace verder.
Het is politici te doen om macht, bedrijven om geld, en wetenschappers om onderzoek. Allemaal hebben ze idealen voor ogen. Het ideaal van sommige wetenschappers ligt het verst voorbij de horizon: het vinden van buitenaards leven.
Botsing
De zoektocht naar buitenaards leven blijkt heel wat te mogen kosten. In 1969 kwamen de eerste maanstenen naar de aarde. Lijken ze op aardse gesteenten? Was daar ooit leven? De maan bleek een dode satelliet.
In 1996 werd in het ijs van Antarctica een meteorietje aangetroffen dat van Mars afkomstig zou zijn. Door de botsing van Mars met een groot rotsblok was de scherf de ruimte in geslingerd. Men vermoedt dat de meteoriet zo’n 13.000 jaar geleden werd ingevangen door de zwaartekracht van de aarde. Wetenschappers onderzochten het steentje minutieus en meenden sporen van ’vroeg’ leven te bespeuren in de vorm van bacterieachtige organismen. De kranten stonden er vol van. Het bleek een vergissing.
In juli 1997 kwamen robotwagentjes op Mars aan, die nagingen of er primitief leven te vinden was. Tot op heden zonder succes. Dan maar in januari 2005 naar Titan, een van de manen van de planeet Saturnus. Want daar is water, in de vorm van ijs; en waar water is, zou leven kunnen zijn of zijn geweest.
De zoektocht gaat verder, naar planeten, manen en kometen. Heel boeiend, maar wel duur.
Wat willen de wetenschappers eigenlijk bewijzen? Met het vinden van buitenaards leven zou, zo denkt men, worden aangetoond dat leven ’zomaar’ kan ontstaan uit materie. Dat zou dan het ultieme bewijs zijn dat er geen Schepper nodig is om leven te doen ontstaan. Ik houd het erop dat dit -naast de genoemde ruimterace- hun verborgen agenda is.
Gebroken leven
Ik heb een dubbel gevoel bij deze ruimteprogramma’s. Als ik zelf moest meebeslissen over het al dan niet laten doorgaan van deze projecten, wat zou ik dan doen?
Wetenschappelijk gezien zijn ze fascinerend. Schitterend toch, die foto’s genomen door de Hubble-ruimtetelescoop? Maar tegelijkertijd komen er overwegingen bij mij naar boven van ethische aard. Aan de ene kant constateer ik dat wij in een boeiende tijd onderzoek mogen doen. Aan de andere kant besef ik dat de wereld waarin wij leven in al haar voegen kreunt en dat het leven gebroken is (Romeinen 8:25).
Ik geloof dat ik daarom niet zou kiezen voor genoemde ruimteprojecten, zolang er gebieden zijn als Darfur en Bangladesh, en mensen in de derde wereld in ziekte, honger en armoede blijven leven - en zeker niet als het in de eerste plaats gaat om macht en het ontdekken van buitenaards leven.
De auteur is hoogleraar medische informatica en was eerder rector magnificus van de Erasmus Universiteit Rotterdam.