„Dit is een rauw vak”
Sinds 1989 zit Eimert van Middelkoop -van huis uit GPV’er- in de Tweede Kamer. Hij bouwde er ervaring en gezag op. Maar het einde van zijn loopbaan aan het Binnenhof is aangebroken. De ChristenUnie behaalde slechts vier zetels, en vanwege de voorkeurstemmen voor de eerste vrouw op de lijst, Tineke Huizinga, moet Van Middelkoop naar alle waarschijnlijkheid als nummer vier plaatsmaken. „Dit is een rauw vak. Maar toch was dit een donderslag bij heldere hemel.”
Van Middelkoop liep donderdag de fractie van de LPF tegen het lijf. Hij vertelde fractievoorzitter Herben dat hij de Kamer moest verlaten. „Wat?” riep Herben uit. „En wij hadden juist gedacht jou als informateur voor te stellen!” Van Middelkoop: „Zelfs op het Binnenhof ligt de humor nog altijd op straat.”
Bij de verkiezing van het beste kamerlid van het jaar, een tijd lang jaarlijks door alle parlementariërs gehouden, eindigde Van Middelkoop steevast op een hoge positie. In 1997 eindigde hij na de fractievoorzitters Bolkestein en Rosenmöller op de derde plaats, in 1999 eindigde hij na Melkert als tweede. Van Middelkoop is „kundig en verrassend. Een gewiekst debater. Hij is inhoudelijk sterk en haalt voor een kleine fractie veel binnen”, vinden zijn collega’s.
Van Middelkoop is bovendien het enige kamerlid dat tot tweemaal toe een onderzoekscommissie van de Tweede Kamer voorzat. In 1998 leidde hij de commissie die een onderzoek naar klimaatverandering instelde, dit jaar was hij voorzitter van de tijdelijke commissie die een parlementaire enquête naar de val van de moslimenclave Srebrenica heeft voorbereid. Zeker voor een lid van een kleine fractie is dat uitzonderlijk. De laatste maanden groeide hij als opvolger van Schutte steeds meer uit tot het staatkundig geweten van de Kamer.
Met zo’n staat van dienst kan een gedwongen vertrek bijna als onrechtvaardig worden ervaren.
„Nee, ik word niet bezet door het gevoel dat mij iets onrechtvaardigs is overkomen. Daarvoor zit ik te lang in dit vak. Het is een rauw vak. Ik heb tientallen goede collega’s zien gaan. Nu heb ik het zelf aan den lijve ervaren. Maar het beroerde was dat we het verlies niet hebben zien aankomen. Het was een donderslag bij heldere hemel.”
Wat heeft de ChristenUnie fout gedaan? Van Middelkoop benadrukt dat de stemming in de fractie „gelaten” is, maar dat er geen „onderlinge verwijten” zijn gemaakt. „Want we hebben maandenlang structureel op een winst van één, twee zetels gestaan. De nederlaag kwam op het laatste moment, als gevolg van het paniekgedrag van kiezers, die om strategische redenen bij ons wegliepen naar het CDA. Maar onze verkiezingsnederlaag is wel erg groot, als je de percentages beziet. We hebben een kwart minder stemmen gekregen dan vier jaar geleden! En nu krijgen we e-mailtjes en telefoontjes van mensen die, geconfronteerd met de collectieve effecten van hun individuele stemmen, spijt van hun gedrag hebben.”
Dat die kiezers bij u wegliepen komt toch doordat u er in onvoldoende mate in geslaagd bent die kiezers aan u te binden?
„Het zijn moderne mensen, die kun je nauwelijks nog binden.”
Had u die kiezers niet meer aan u kunnen binden door duidelijker te zijn en geen vage middenpositie tussen CDA en SGP in te nemen?
„De ChristenUnie stond goed op de rails. Maar u heeft gelijk dat we de afgelopen maanden moeizaam hebben gebalanceerd tussen de erkenning van onze bescheiden omvang -die niet tot regeringsverantwoordelijkheid leidt- en vele vragen vanuit de achterban, die al een achtmansfractie voor zich zag en vond dat wij ons moesten bezinnen op regeringsdeelname. Op die vraag zijn verschillende antwoorden gegeven.”
Van Middelkoop heeft opgezien tegen de nieuwe kabinetsperiode. „Er dreigt prestigeverlies van de Tweede Kamer als instituut, en dat gaat mij zeer aan het hart. Ik ben bang dat het circusgehalte toeneemt. Dat de controle van de macht nog meer een spel voor de Bühne wordt. En dat de kennis van wetgeving nog meer achteruit zal gaan. Met andere woorden: ik vrees dat de kerntaken van het parlement steeds slechter zullen worden uitgevoerd, en onder het oog van nog meer toeziende camera’s. Laten we wel wezen, de Tweede Kamer wordt steeds meer een theater.”
Geen enkel vertrouwen
„Ik heb drie verkiezingen met grote politieke wisselingen mee gemaakt. Parlementaire ervaring wordt dus steeds kostbaarder, en mijn verantwoordelijkheidsgevoel groter. Ik had me erop voorbereid al mijn parlementaire ervaring in te zetten om de ontwikkeling van het parlement tot een soort circus te keren. Ik was daartoe vastbesloten. Ik kan het nu niet meer doen. En dat vreet aan me.”
De „debilisering” van de politiek trad de laatste maanden nadrukkelijk aan het licht met de opkomst van de Lijst Pim Fortuyn, „een partij waarin ik geen enkel vertrouwen heb. Maar we moeten het ermee doen.” Volgens Van Middelkoop ligt aan de opkomst van LPF een groot onbehagen ten grondslag dat ten diepste „vooral geestelijk en cultureel is, maar op politiek terrein tot uitdrukking komt. De verkiezingen van 15 mei waren het afvoerputje van dat onbehagen.”
Van Middelkoop denkt dat „we nog veel tijd nodig zullen hebben om de precieze aard van dat onbehagen te begrijpen. Wat zijn er de authentieke kernen van?” Veel onbehagen is volgens Van Middelkoop niet meer dan „ontevredenheid, verwendheid door de verzorgingsstaat. Problemen worden dan aan de politiek voorgehouden die eigenlijk tot de taken van de familie, school of kerk behoren. Maar er is ook veel oprechte boosheid over de onveiligheid en de verloedering van de openbare ruimte. Daar kan de politiek wel degelijk wat aan doen.”
Te snel
De LPF staat volgens Van Middelkoop voor postmoderne politiek. „De politiek die alle verzuiling voorbij is, heeft nu in een dramatische beweging het Binnenhof bereikt. Het is allemaal veel te snel gegaan. Wanneer de ontwikkeling zich langs lijnen van geleidelijkheid zou hebben voltrokken, zou er een betere lijst zijn ontstaan en waren betere coalities mogelijk geweest.”