„Kerk heeft steun nodig van overheid”
De overheid dupeert met haar monumentenbeleid de kerken. Restauratie en onderhoud van monumentale kerkgebouwen worden een steeds zwaardere last voor kerkelijke gemeenten, die hun ledental jaarlijks zien dalen.
Dat schrijft voorzitter P. A. de Lange van de Vereniging voor Kerkrentmeesterlijk Beheer in de Protestantse Kerk in Nederland in het nieuwste nummer van het verenigingsorgaan Kerkbeheer. Het nieuwe Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (Brim), dat op 1 januari 2006 in werking treedt, dreigt volgens hem door geldgebrek een „valse start” te maken. Om de huidige achterstand aan restauraties van monumenten in te lopen, is volgens het Nationaal Contact Monumenten 240 miljoen euro nodig. Als dat geld er niet komt, wordt het Brim niet meer dan een „veredelde onderhoudsregeling”, waarschuwt De Lange.
De afgelopen decennia is door de overheid veel geld geïnvesteerd in restauratieprojecten van monumentale gebouwen, zo schrijft De Lange. „Hieronder bevonden zich ook veel monumentale kerken. Samen met de kerkelijke gemeenten zorgde de overheid ervoor dat er middelen beschikbaar werden gesteld om deze restauratie mogelijk te maken.” De overheidsbijdrage bedroeg zo’n dertig jaar geleden tenminste 90 procent, verdeeld over Rijk (50 procent), provincie (30 procent) en gemeente (10 procent). De resterende 10 procent van de subsidiabele kosten bracht de kerkelijk gemeente zelf bijeen.
Volgens De Lange verstrekte de overheid deze subsidies niet om de kerken financieel te ondersteunen, maar „enkel en alleen om het behoud van het cultureel erfgoed, dat primair een algemeen belang betreft. Een zaak van alle Nederlanders. Maar tijden en inzichten veranderen, waardoor ook de regelgeving wordt aangepast. De bestaande subsidieregeling ten aanzien van restauraties werd aangepast en er kwam nieuwe regelgeving voor onderhouds- en restauratiesubsidie. Door ook het onderhoud voor subsidie in aanmerking te laten komen, was het in algemene zin acceptabel dat het percentage voor restauratiesubsidie verlaagd werd, want, zo was de redenering, door regelmatig onderhoud te plegen, kan op termijn op restauratiekosten bespaard worden.”
Na de inwerkingtreding van de nieuwe regelgeving werd al snel duidelijk dat een onderhouds- en een restauratieregelgeving niet altijd even praktisch werkte en daarom wordt per 1 januari 2006 weer een nieuwe regeling, de zogenaamde Brim ingevoerd.
Volgens De Lange dreigt het Brim door gebrek aan financiële middelen een valse start te maken. Omdat ook kerkelijke gemeenten van dit nieuwe beleid de dupe dreigen te worden, moet volgens hem de overheid ingrijpen. „De overheid zal haar beleid op dit punt moeten wijzigen. Decennia geleden werd de zorg van de overheid voor het behoud van het cultureel erfgoed, waaronder vele kerkgebouwen, in daden omgezet, namelijk via 90 procent restauratiesubsidie. En dat in een periode dat onze kerkelijke gemeenten in ledental groeiden. Nu is de restauratiesubsidie verlaagd tot 65 procent, terwijl vrijwel alle kerkelijke gemeenten jaarlijks met ledenverlies worden geconfronteerd, waardoor ook de inkomsten sterk onder druk komen te staan.”
De Lange zou graag zien dat de overheid de inzet van de kerken, om het monumentale erfgoed te bewaren, zou ondersteunen. „Want het beheer van het monumentale kerkgebouw door de eigen kerkelijke gemeente is de beste garantie dat het gebouw bewaard blijft als cultuurhistorisch erfgoed voor de Nederlandse samenleving.”