Ontwikkelingslanden
Voor achttien van de allerarmste landen in Afrika en Latijns-Amerika ziet de wereld er een stuk zonniger uit. De groep van zeven allerrijkste industrielanden plus Rusland zette zaterdag in één keer een streep door een schuldenpost van in totaal 40 miljard dollar (34 miljard euro).Op het eerste gezicht een verheugend gebaar: na bijna tien jaar van praten, onderhandelen, weinig resultaat en een oplopende schuldenberg gebeurt er nu daadwerkelijk iets om de positie van de arme landen te verbeteren. Zeker in het licht van het bijbelse gebod tot naastenliefde, is hier sprake van een doorbraak.
De achttien landen kunnen het geld dat ze nu betalen aan rente en aflossing aan zogenoemde multilaterale instellingen als het IMF, de Wereld-(is0(
bank en de Afrikaanse Ontwikkelingsbank veel beter gebruiken voor bijvoorbeeld gezondheidszorg en onderwijs. Landen die daar serieus werk van maken, leggen een basis voor meer economische zelfstandigheid.
Toch vallen er wel wat kanttekeningen te plaatsen bij de stap die de rijke landen dit weekeinde hebben gezet. In het licht van de totale schuldenberg -zo’n 230 miljard dollar- gaat het hier slechts om een eerste stap in de goede richting. De beeldspraak van de druppel en de gloeiende plaat dringt zich op dit punt op.
Verder is het standpunt dat bijvoorbeeld Duitsland en Japan altijd innamen -namelijk dat kwijtschelden van schulden ook kan worden gezien als beloning voor slecht gedrag- niet eens zo heel vreemd. Een land als Zambia staat bekend als een notoire wanbetaler en mag nu verder met een schone lei. Botswana daarentegen kan zich in de ogen van de G-8 goed redden en komt niet in aanmerking voor kwijtschelding van schulden. Terwijl dat land net zo goed kampt met problemen als een aids-epidemie.
Het is ook de vraag in hoeverre de arme landen daadwerkelijk worden geholpen door het kwijtschelden van hun schulden. Zeker in de gevallen waarbij deze bedragen toch al oninbaar waren, verandert er feitelijk niet zo veel. De genoemde multilaterale instellingen lopen nu definitief een fors bedrag aan aflossingen en rente mis. Compensatie daarvan door de G-8 gebeurt via de IDA, een soort leenloket van de Wereldbank. De meeste rijke landen zullen dat geld naar verwachting echter uit bestaande budgetten voor ontwikkelingshulp halen, zodat op dat vlak weer minder mogelijk is.
Daar komt nog bij dat de westerse landen al moeite hebben om hun begroting voor ontwikkelingssamenwerking op peil te brengen en te houden. EU-landen streven ernaar om 0,51 procent van het nationaal inkomen te besteden aan ontwikkelingshulp in het jaar 2010, maar de meeste lidstaten komen daar niet eens bij in de buurt. Om over andere landen maar te zwijgen.
De Britse minister van Financiën, Brown, spreekt van een „historisch akkoord”, en voegt er meteen aan toe dat de volgende stap moet leiden tot het uitbannen van armoede op deze aarde. Dat is een nobel streven, waar niet lacherig over mag worden gedaan. Maar er is zo veel meer huiswerk te doen. Neem alleen maar het huidige wereldhandelssysteem met zijn handelsbarrières, dat het veel arme landen onmogelijk maakt om zich een levensvatbare plaats te verwerven in het economische leven.
Geld en boekhoudkundige vondsten lossen niet alles op. De mens heeft -hoe autonoom in eigen oog ook- het dagelijkse leven niet zelf in de hand. Maar, en dat is ook waar, als wij rijke westerlingen oprecht begaan zouden zijn met de armoede van onze medemens waar ook ter wereld, en wanneer wij -collectief- daadwerkelijk ernst zouden maken met wat ons door de Bijbel wordt voorgehouden, zou de schuldenproblematiek van de ontwikkelingslanden in de praktijk minder weerbarstig zijn dan nu het geval is.