„Euthanasie geen normale handeling”
HILVERSUM - Euthanasie mag niet worden gezien als een normale vorm van medisch handelen. De dood is geen instrument dat de arts in zijn koffertje draagt.
Dat zei ChristenUnie-Tweede-Kamerlid Tineke Huizinga dinsdagavond tijdens een door de NCRV georganiseerd euthanasiedebat.Met haar stellingname nam de politica afstand van R. Jonquière, directeur van de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (NVVE), die stelde dat een arts niet moet schromen de patiënt euthanasie te presenteren als een vorm van palliatieve zorg. „Het kan voor de arts het enige middel zijn om het lijden te beëindigen.”
Huizinga kreeg bijval van prof. dr. G. Widdershoven. „Euthanasie is geen normale medische handeling. Op die gedachte is de euthanasiewet gebaseerd”, benadrukte hij net als Huizinga.
De NCRV organiseerde het debat met het oog op de driedelige documentaire ”Regie over eigen leven en sterven”, die de omroep vanaf volgende week uitzendt. Daarin staat centraal hoe oncoloog J. Douma van ziekenhuis Rijnstate in Arnhem omgaat met de stervenswens van de terminale patiënt.
De documentaire draait verder om drie patiënten in de terminale fase, van wie de eerste zich door Douma laat overreden tot palliatieve sedatie. De tweede patiënte koestert een sterke stervenswens, die na een door Douma ingelaste periode van bezinning echter abrupt verdwijnt.
Bij de derde patiënt komt Douma tot de slotsom dat het euthanasieverzoek gehonoreerd moet worden. Wel gebiedt hij de man samen met zijn vrouw zorgvuldig te motiveren waarop zijn stervenswens is gebaseerd. Ook de kinderen en hun partners worden verplicht bij de besluitvorming betrokken.
Bij het zien van die beelden rees bij sommigen in de zaal de vraag of de arts in de laatste fase wel in die mate de regie dient te voeren. Prof. dr. H. Jochemsen, directeur van het Lindeboominstituut, bepleitte daarop een scheiding tussen de regie over het leven en de regie over de zorg. „Het is goed als arts en patiënt de regie over de zorg gezamenlijk voeren, maar rond het levenseinde moet ons streven alles in eigen hand te willen houden vooral worden gerelativeerd. Dat is een benadering die past bij het geheim van het sterven.”
Jonquière gaf na het zien van de filmfragmenten toe dat Douma heeft gedaan „wat van elke professionele arts mag worden verwacht.” Wel benadrukte hij, met verwijzing naar het boek ”Euthanasie: de praktijk anders bekeken”, dat zoiets „helaas niet van iedere arts kan worden gezegd.”
In dit boek, dat de NVVE enkele maanden terug publiceerde, komen nabestaanden aan het woord die de arts van hun overleden familielid betichten van woordbreuk. Sommige artsen, zo luidt de beschuldiging, zouden weigeren zich over hun bereidheid tot euthanasie uit te laten. Anderen zouden laten doorschemeren hier wel toe bereid te zijn, maar daar later onder het aanwenden van valse voorwendselen weer onderuit proberen te komen.
Jochemsen stelde daar in het debat van dinsdagavond tegenover dat de maatschappij wel erg veel verwachtingen op de arts projecteert. „Daarbij komt dat het zowel voor de arts als voor de patiënt moeilijk is de overgang van de op behandeling en genezing gerichte curatieve fase naar de palliatieve fase te maken. Veel patiënten willen dat ook niet.”
Dat oncoloog Douma de patiënt uit het eerste filmfragment uitdrukkelijk wijst op de mogelijkheid van palliatieve sedatie zei Jochemsen te beschouwen als een belangrijk signaal. „Daar proefde ik duidelijk een vorm van weerstand, die tekent dat euthanasie niet thuishoort in de praktijk van de arts.”
Jonquière, Jochemsen en Huizinga vonden elkaar in het standpunt dat de arts zorgvuldig en waardig met terminale patiënten moet communiceren. Huizinga: „Met de bestaande euthanasiewet zijn wij niet blij, maar een arts die moeite heeft met euthanasie hoort dat wel tijdig en eerlijk te zeggen.”