China slaat terug in ruzie om textielexport
De spanningen tussen de Europese Unie en China over de toegenomen export van Chinees textiel zijn maandag verder opgelopen. De Chinezen hebben maandag een maatregel geschrapt die het leed voor buitenlandse textielproducenten had moeten verzachten.
Het textielconflict tussen het Westen en China dreigt hiermee verder te escaleren. De kans bestaat dat het geschil uiteindelijk voor een panel van de Wereldhandelsorganisatie WTO zal worden uitgevochten. De Chinese handelsminister Bo Xilai zinspeelde maandag al op een dergelijk scenario.
Afgelopen vrijdag ging er een Europees verzoek de deur uit voor een „urgente raadpleging.” De regels van de wereldhandelsorganisatie WTO schrijven voor dat China verplicht is om dan binnen vijftien dagen iets te doen aan de enorm gestegen export. China gaf de EU maandag echter lik op stuk en schrapte zijn exportheffingen op textiel. Deze heffingen waren juist waren bedoeld om wat zalf op de wonden te smeren.
Het conflict tussen de EU en China draait om de grote hoeveelheid Chinees textiel die sinds 1 januari vrij de markt op komt. Voor die datum golden er nog handelsquota, een systeem dat tientallen jaren van kracht is geweest. De Europese Unie is bang dat veel Europese producenten nu het loodje zullen leggen omdat ze niet tegen China met zijn goedkope munt en zijn lage lonen op kunnen.
Het opheffen van de handelsquota is afgesproken tijdens de zogeheten Uruguay-ronde, een handelsronde die in 1993 werd afgesloten. Door de quotaregeling had China niet de vrije hand in zijn afzet. Andere landen waren juist verzekerd van een bepaalde afzet en dat leverde weer een belangrijke bijdrage aan hun economische groei. Nu de quota niet meer gelden, kan China op de exportmarkt zijn gang gaan.
Dat juist landen als Frankrijk nu hun stem laten horen, komt volgens ontwikkelingseconoom Paul Hoebink van de Universiteit van Nijmegen wat laat. „Het wegvallen van de quota kon men al jaren zien aankomen en in tegenstelling tot bijvoorbeeld Nederland hebben de Fransen nagelaten hun textielindustrie te saneren. Ze hadden daar vroeg of laat toch aan moeten geloven omdat Frankrijk tegen de lage lonen in Azië niet kan concurreren”, aldus Hoebink.
Meer zorgen maakt Hoebink zich over de situatie in een aantal ontwikkelingslanden, die economisch een flinke veer moeten laten door de Chinese „stoomwals.” Voorbeelden zijn Mauritius en Bangladesh, die voor een aanzienlijk deel van de textielexport afhankelijk zijn. De gevolgen voor die landen zijn veel ingrijpender, iets waar de Europese Unie overigens zelf ook haar bezorgdheid over heeft getoond.
Het zou al een hoop schelen als China zijn munteenheid, de yuan, zou revalueren. In dat geval zouden Chinese producten duurder worden en daar kunnen landen als Bangladesh weer van profiteren. Peking staat onder westerse druk om de yuan duurder te maken en heeft ook beloofd stappen in die richting te ondernemen. Maar net als bij het textielgeschil zelf houdt Peking zelf graag de regie in handen.