Afghanen verdringen zich rond huis ex-koning
Zoef, zoef, zoef… De watersproeiers werpen zachte druppels op het groene gras. Achter in de tuin wandelen twee mannen in diep gesprek langs een onlangs aangeplant rozenperk. De zon schijnt. Schilders smeren met een doekje antiroestverf over de balken van de stalen pergola. Het enige geluid dat de stilte doorbreekt is het gesnerp van een lasapparaat. Hier wordt door sommige mensen hard gewerkt, terwijl anderen zich op het terras in een tuinstoel kunnen laten zakken.
Nog maar eens een kopje thee. Voorzichtig zet de bediende het dienblad op tafel. Hij vlijt twee schalen met koekjes en vier vermoedelijk handbeschilderde porseleinen theekopjes op het tafelblad, maakt een kleine buiging en verdwijnt naar binnen. Dat het theeceremonieel met enig aplomb wordt gepresenteerd, hoort bij de plek: het huis van de koning van Afghanistan.
Zahir Shah kon vorige maand niet terug naar zijn oude woning. Het voormalige koninklijk paleis is een deprimerende ruïne, die eigenlijk slechts nog voor één ding geschikt is: platbulldozeren en er een voetbalveldje van maken. De koning mag zich na de coup van 1973 ook geen ambities als staatshoofd meer aanmeten. Maar sinds zijn terugkeer naar Kabul vorige maand is het ”ex” van ex-koning aan steeds groter slijtage onderhevig. Zahir Shah is voor de meeste gewone Afghanen de koning van Afghanistan.
Dagelijks verdringen zich tientallen Afghanen voor de poorten van de ruime, maar niet extreem luxe villa in het centrum van Kabul waar hij is ondergebracht. Zij willen een audiëntie met de 87-jarige man die als symbool van een toekomstige democratie en als de wegbereider voor het nieuwe Afghanistan wordt gezien. Pathanen en Tadzjieken, studenten en dorpsoudsten, teruggekeerde landgenoten uit de Afghaanse diaspora: iedereen wil hem even zien. Liefst in een persoonlijk gesprek, maar als dat niet kan, is een glimp al voldoende.
Een paar keer per dag ontvangt zijne majesteit groepen bezoekers op het groene grasveld achter zijn huis. De rest van de tijd rust hij, of heeft hij ontmoetingen van een wat directer politiek karakter met leden van de huidige interim-regering.
Ver boven de Afghaanse bezoekers bij de poort steken de blonde hoofden van de ISAF-mannen uit. Koning Zahir Shah en zijn familie worden streng bewaakt door verschillende eenheden militairen. ISAF (International Security Assistance Force), de multinationale veiligheidsmacht met in totaal zeventien nationaliteiten, zorgt voor de beveiliging van het huizenblok rondom. Militairen houden wegversperringen in de gaten. De onmiddellijke omgeving van het huis wordt dag en nacht bewaakt door honderd Afghaanse soldaten die speciaal voor deze taak zijn opgeleid door het Italiaanse leger.
Italië voelt zich nauw betrokken bij de veiligheid van de koning: in 1973 werd hij tijdens een vakantie op Capri uit zijn functie ontzet. Sindsdien woonde de koninklijke familie in Rome. Maar niet alleen de Italianen bekommeren zich om de koning. Soldaten van een Engelse ISAF-eenheid van de genie zijn deze dagen bezig het huis om te bouwen tot een Noord-Ierse vesting. Voor elk raam wordt een staalgazen netwerk gelast, als bescherming tegen mortiergranaten.
Er zijn ook enkele Nederlanders van ISAF betrokken bij ’s konings welvaren. De thee op het koninklijke terras is dan ook bestemd voor de boomlange Nederlandse kolonel Henk de Koff, zijn adjudant en zijn vertaler. Vijftiger De Koff is plaatsvervangend brigadecommandant van het ISAF-onderdeel dat uit Nederlandse, Deense, Duitse en Oostenrijkse militairen bestaat. Hij is zeer nauw betrokken bij de beveiliging van de koning. Hij komt er bijna elke dag en kent inmiddels iedereen. Dat iedereen ook De Koff en zijn tweede man Siemersma kent, blijkt wel als de auto van interim-premier Hamid Karzai arriveert. Karzai groet de Nederlanders: van de ISAF hangt ook zíjn politiek functioneren in zekere zin direct af.
„Het mandaat van ISAF is het ondersteunen van de interim-regering, zodat die goed kan functioneren. We creëren en handhaven een veilige situatie We patrouilleren door Kabul om ervoor te zorgen dat de gewone bevolking zich veilig voelt, we ondersteunen de praktische wederopbouw van de stad en we participeren in het beveiligen van de koning en de loya jirga”, vertelt De Koff. Zahir Shah moet op 16 juni 2002 fysiek aanwezig zijn om de grote Vergadering van alle Afghanen te openen. „Heel concreet zijn we verantwoordelijk dat hem niets overkomt. Als dat betekent dat deze villa moet worden dichtgelast, moet dat maar.”
De serviceverlening aan de koning gaat ver - erg ver. Elke avond rijden De Koffs adjudant Willem Siemensma en zijn vaste chauffeur John van der Booren een nieuwe lading diesel uit het Nederlands-Duitse kamp naar de villa, opdat de generator het niet zal begeven. Zahir Shah is onderzocht door twee Duitse ISAF-artsen, die concludeerden dat de koning gerust nog enkele jaren kan leven, mits hij maar geen longontsteking oploopt.
Onder andere omstandigheden zou eerst een goed te beveiligen villa zijn uitgekozen om de koning in te huisvesten. Vervolgens zou het gebouw zijn beveiligd en alles op orde zijn gebracht voor de komst van de belangrijke gast. Doordat de politieke ontwikkelingen elkaar hier met een noodgang opvolgden, moest er worden geïmproviseerd. „Toevallig vind ik dat het leukste van deze baan”, vertelt Henk de Koff glunderend. „Die deuren daar bijvoorbeeld, die moeten nog gepantserd worden. Nog geen tijd voor gehad. Ik maak er nu grappen over, maar we nemen zijn veiligheid heel serieus. Want er zijn nog genoeg oude machthebbers die het helemaal niet erg zouden vinden als hij de loya jirga niet haalt.”
De aankomst, drie weken geleden, van het toestel van de Italiaanse luchtmacht waarin de koning zich bevond, werd door De Koff geregisseerd. Tevoren riep hij alle commandanten van de Noordelijke Alliantie bijeen om de ceremonie door te nemen. „We hebben zelfs geoefend, op het vliegveld. Met alle politiecommandanten.” De entourage die de koning op zijn eerste tocht door Kabul vervolgens vergezelde, was net zo lang als de weg van het vliegveld naar de koninklijke villa. „Wij reden in de allerlaatste wagen van de stoet”, vertelt adjudant Siemensma. „Achter al die commandanten aan. Dat was wel heel bijzonder, moet ik zeggen.”
Alles gaat voor Europese begrippen nogal ongeorganiseerd. Desondanks is er al veel tot stand gebracht. „Ik heb wat dat betreft veel respect voor de Afghanen. Ze kunnen goed improviseren”, meent De Koff. „Je lacht je soms slap, maar hun oplossingen werken meestal wel.”
Hij laat een plattegrond van Kabul zien. De route die de koninklijke stoet na de aankomst van de koning moest volgen staat erop ingetekend. Op zo’n kleine schaal dat zelfs de politiemannen die de straten moesten afzetten er als kleine zwarte poppetjes een voor een op aangebracht zijn. „Deze kaart heb ik gekregen van de Afghaanse politie. Iemand heeft gewoon een nacht lang zitten tekenen. Want als je mensen kunnen lezen noch schrijven, dan teken je toch gewoon voor ze uit waar ze moeten staan? En zeg je tegen zo’n jongen: „Dat poppetje op de hoek van die straat en dat plein, dat ben jij, morgenochtend!”