Predikant Goedereede moet pastorie uit
De rechtbank van Rotterdam heeft dinsdag bepaald dat ds. J. W. van Estrik uit Goedereede (HHK) de pastorie van de hervormde gemeente (PKN) binnen zes weken moet verlaten. De hervormde gemeente van Goedereede had in een kort geding een uitspraak van de rechter gevraagd over bewoning van de pastorie omdat ze een nieuwe dominee wil beroepen.
In zijn uitspraak stelt de voorzieningenrechter mr. J. P. G. Poell dat er een relatie ligt tussen het kort geding waarin de hervormde gemeente van Goedereede eist dat ds. Van Estrik de pastorie van de gemeente verlaat en de zogenaamde ”verklaring voor recht”-procedure. In deze bodemprocedure vraagt een groot aantal hersteld hervormde gemeenten de rechter uit te spreken dat zij de wettige voortzetting zijn van de Nederlandse Hervormde Kerk en dus eigenaar van naam en goederen van de hervormde gemeenten.
De rechter legt in zijn uitspraak een direct verband tussen het kort geding om de pastorie van Goedereede en de ”verklaring voor recht”-procedure. „Een vordering als de onderhavige, waarbij de voorzieningenrechter wordt gevraagd een voorschot te nemen op hetgeen de rechter in de bodemprocedure zal beslissen, kan slechts worden toegewezen indien de voorzieningenrechter er niet aan twijfelt dat de eventuele bodemrechter tot hetzelfde, voor de betrokkenen zeer ingrijpende oordeel, zal komen”, aldus de uitspraak.
Omdat ds. Van Estrik, volgens de rechter, geen predikant meer is van de hervormde gemeente van Goedereede, heeft hij geen recht meer op bewoning van de pastorie. „Een en ander betekent dat, nu Van Estrik zijn ambt niet langer ten behoeve van de hervormde gemeente te Goedereede uitoefent, Van Estrik de hem ter beschikking gestelde ambtswoning dient te verlaten, zodat de hervormde gemeente deze aan de nieuwe predikant ter beschikking kan stellen. De voorzieningenrechter heeft geen reden om aan te nemen dat de bodemrechter daar anders over zou denken”, aldus mr. Poell.
De rechter overweegt dat, hoewel „begrijpelijk is dat Van Estrik met zijn gezin graag in de pastorie zou blijven wonen”, het niet aannemelijk is „dat hij voor de huisvesting op de pastorie is aangewezen. Van Estrik beschikt weliswaar nog niet over vervangende woonruimte maar hij heeft daartoe ook nog geen stappen ondernomen, althans dat is in dit kort geding niet gebleken.”
De laatste overweging van de rechter die leidt tot zijn uitspraak dat ds. Van Estrik de pastorie moet verlaten, is dat „Van Estrik al anderhalf jaar geleden heeft zien aankomen dat hij de pastorie op enig moment zou moeten verlaten.” Gelet op de gezinssamenstelling van het gezin van ds. Van Estrik -de predikant heeft tien kinderen- acht de voorzieningenrechter „een ontruimingstermijn van zes weken redelijk.”