Synode GKV bezint zich op plaatselijke contacten
De generale synode van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV) heeft zich zaterdagmorgen in een eerste besprekingsronde beziggehouden met de vraag hoe plaatselijke kerken zich dienen op te stellen in hun contacten met andere kerken.
Gebleken is dat er in toenemende mate spanning bestaat tussen plaatselijke en landelijke contacten (met de Christelijke Gereformeerde Kerken, met de Nederlands Gereformeerde Kerken) en dat sommige lokale kerken moeite hebben met de geldende regels voor plaatselijke samensprekingen. „Wanneer plaatselijke kerken elkaar vinden, mag het kerkverband dat dan tegenhouden?” vragen deputaten kerkelijke eenheid zich af in hun rapport.
Binnen het deputaatschap zelf bestaat verschil van mening over de te varen koers in dezen. Op tafel ligt daarom een meerderheids- en een minderheidsvoorstel. Het meerderheidsvoorstel komt er, grofweg gezegd, op neer dat plaatselijke kerkenraden meer armslag krijgen om een eigen beleid te ontwikkelen. Voorgesteld wordt daarom om het sinds 1996 bestaande ”kader voor plaatselijke samensprekingen met kerken uit een ander kerkverband” te vervangen door een nieuw ”kader voor plaatselijke contacten met andere kerken”.
Drie deputaten kunnen zich hierin echter niet vinden. Volgens hen is de koerswijziging ten opzichte van eerdere synodes te groot, werkt de meerdere ruimte voor plaatselijke beleidsvorming independentisme in de hand en wordt de medeverantwoordelijkheid van een plaatselijke kerk voor de besluiten van het kerkverband te weinig in rekening gebracht.
Meerdere afgevaardigden lieten zaterdagmorgen weten het minderheidsvoorstel te steunen. „In de praktijk -in Groot-Amsterdam bijvoorbeeld- blijken de regels te knellen”, zei ds. J. van Benthem (Drachten). „Dus gaan we de regels bijstellen. Ik heb daar een onbehaaglijk gevoel bij. Waar hebben wij dan regels en afspraken voor?”
Ds. T. Wendt (Assen) sloot zich bij hem aan. „Ik vraag mij ook af of deputaten met het opstellen van dit nieuwe kader hun bevoegdheden niet te buiten zijn gegaan.” De plaats van een kerk in een kerkverband, zei hij, „is geen lot, maar overtuiging. Dat brengt als regel beperkingen met zich mee. Dat is verdrietig, maar terecht.”
„De rol van het kerkverband lijkt in het meerderheidsvoorstel helemaal te verdwijnen”, stelde ook ouderling J. A. Schelling (Spakenburg). „Alleen de classis heeft straks nog een rol, een rolletje. Maar welke rol speelt het landelijk kerkverband dan nog? Wie bepaalt het marstempo? De plaatselijke kerk? Welke plaatselijke kerk? Welke zin hebben die intensieve gesprekken van de landelijke kerk met andere kerkverbanden, over de leer, over een zaak als de vrouw in het ambt bij de NGK, nog, als het primaat zo bij de plaatselijke kerk komt te liggen?”
Ds. J. Ophoff (Zwijndrecht) voerde een pleidooi voor het meerderheidsvoorstel. „Dit voorstel past bij de cultuur in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt in de omgang met andere kerken, zoals die zich in de afgelopen vijftien jaar heeft ontwikkeld.”
Morgen zullen deputaten samen met de door de synode ingestelde commissie kerkelijke eenheid en adviseur dr. M. te Velde de tegenstelling tussen het meerderheids- en minderheidsvoorstel bespreken.
Aan het einde van de morgen besloot de synode, met één stem tegen en één onthouding, gehoor te geven aan het verzoek van de particuliere synoden van Groningen en Holland-Zuid om te komen tot een anders geformuleerd ondertekeningsformulier voor ambtsdragers. De bedoeling is dat onder andere het „taalkleed” hiervan wordt aangepast. Nieuw te benoemen deputaten kerkrecht en kerkorde zullen zich hiermee gaan bezighouden.