Deining in Dordt om brief over moskee
Onder de islamitische gemeenschap in Dordrecht is deining ontstaat door een ingezonden brief in dagblad De Dordtenaar over de bouw van een moskee in Wielwijk. Volgens de plaatselijke Antidisicriminatieraad „zet de brief aan tot haat.”
Of er aangifte van discriminatie wordt gedaan, is nog onzeker, aldus bestuurslid E. Jamal van de vereniging Alfath, die zich inzet voor moskeebouw.
Het bewuste schrijven werd op 19 april in de rubriek ingezonden brieven in de regionale krant geplaatst. De afzender -ene J. Martin, die ook na lang zoeken onvindbaar blijft- maakt zijn zorgen kenbaar over het plan om in de nieuwbouwwijk Wielwijk een moskee te bouwen. De vereniging Alfath heeft intussen bij het gemeentebestuur een verzoek ingediend. Begin dit jaar was er een bijeenkomst met omwonenden.
Briefschrijver Martin roept op van de bouw af te zien. Volgens hem spelen moskeeën een rol in de „strijd tegen onze samenleving.” Vervolgens schrijft hij dat „11 september onze ogen had moeten openen, toen is aangetoond dat moskeeën vaak de broedplaats zijn voor acties tegen onze westerse wereld. Geen plek waar normen en waarden worden overgedragen die tot integratie leiden in onze cultuur, maar verwerping van onze samenleving als decadent.”
Juist deze alinea bevat volgens coördinator J. Waleboer van de Antidiscriminatieraad Dordrecht (ADRD) een „discriminerend detail.” Waleboer: „De briefschrijver gaat de fout in omdat hij een verband legt tussen moskeeën en 11 september. Daarmee zeg je dat elke moskeebezoeker een potentiële terrorist is. Zo wordt elke moslim in de hoek van het terrorisme geplaatst. Dat kan niet, dat zet aan tot haat.”
De ADRD heeft maandag overleg gevoerd met E. Jamal, die behalve bestuurslid van de vereniging Alfath ook secretaris is van de Raad voor de Levensbeschouwingen in Dordrecht. Die raad bestaat uit vertegenwoordigers van onder meer de islamitische gemeenschap, de hindoestanen, de Joodse gemeenschap en de Raad van Kerken in Dordrecht.
Het overleg was aangevraagd door de Raad voor de Levensbeschouwingen. Voorzitter G. J. van der Kolm: „Wij wilden graag advies inwinnen over de vraag wat we wel kunnen doen en wat niet. Nu we het standpunt van de ADRD kennen, moeten we ons op de volgende stappen beraden.” Dat gebeurt waarschijnlijk volgende week, als de raad in een speciaal georganiseerde vergadering bijeenkomt.
Of het tot een juridisch proces komt, is onzeker. Jamal: „Volgens wettelijke regels mag dat proces niet door een instantie of vereniging worden aangespannen, wel door een particulier persoon. Ik weet niet of dat gebeurt. Misschien zoeken we eerst het gesprek met de briefschrijver.”
Volgens Van der Kolm is de brief in de islamitische gemeenschap hard aangekomen. „Diverse mensen hebben me gezegd dat zij zich gekwetst voelden. Ik kan dat goed begrijpen, zeker van relatieve nieuwkomers. Zij hebben nog geen vaste plek en proberen te integreren in de Nederlandse samenleving, met behoud van eigen identiteit. Moet je je voorstellen wat het betekent om dan zo’n brief te lezen. Dat is een pijnlijke ervaring.”
Van der Kolm vindt plaatsing van de brief in de Dordtse krant twijfelachtig. „Ik vraag me af of de redactie hiermee niet een grens heeft overschreden. Vandaar dat wij ook de Raad van de Journalistiek om een oordeel zullen vragen.”
Adjunct-hoofdredacteur E. Nuyten erkent dat de brief „op het randje” is, maar zegt achteraf geen spijt te hebben van plaatsing. „Wat natuurlijk niet betekent dat wij de inhoud van de brief onderschrijven. Wat bij ons de doorslag gaf was het argument dat de brief een discussie op gang zou brengen. Dat is ook gebeurd. Er zijn inmiddels ook reacties geplaatst, ook van bewoners uit Wielwijk die zich van de brief distantiëren. De brief was bovendien niet louter bedoeld om te discrimineren, maar haakte in op publicaties in onze krant.”
Van der Kolm en Jamal gaan waarschijnlijk een poging wagen om in contact te komen met briefschrijver J. Martin. Of zij slagen is twijfelachtig. De man blijkt moeilijk te traceren: naam en adres komen in het telefoonboek niet voor. „Zijn adres is op de stadsredactie bekend”, zegt Nuyten. „Maar of we die vrijgeven, weet ik niet.”