Rechter stelt hervormd Kesteren in het gelijk
De hersteld hervormde gemeente (HHG) van Kesteren moet binnen twee weken het beheer over alle kerkelijke goederen, inclusief de kerkelijke administratie, de ledenadministratie, de archieven en de bankrekeningen, overdragen aan de hervormde gemeente (binnen de Protestantse Kerk). Dat heeft de rechtbank in Arnhem dinsdag bepaald.
De hervormde gemeente van Kesteren had een kort geding aangespannen tegen de hersteld hervormde gemeente omdat de HHG stelde de rechtmatige opvolger te zijn van de hervormde gemeente in de Nederlandse Hervormde Kerk en dus eigenaar van alle kerkelijke goederen. De hersteld hervormde gemeente had ook een tijdelijke regeling van de commissie van bijzondere zorg (cbz) afgewezen.
Op 17 maart 2005 schreven kerkenraad en kerkvoogdij een brief aan de cbz waarin ze stelden niet akkoord te gaan met de voorgestelde regelingen omdat ze van mening zijn dat „de hersteld hervormde gemeente als voortzetting van de oude hervormde gemeente van Kesteren” eigenaar is van gebouwen en goederen.
De rechter heeft nu uitgesproken dat de hervormde gemeente van Kesteren eigenaar is van alle kerkelijke goederen en dat de hersteld hervormde gemeente zich binnen twee weken moet voegen naar regels die de kerkenraad van de hervormde gemeente stelt. Als onroerende kerkelijke goederen worden genoemd: het kerkgebouw, het verenigingsgebouw en de pastorie.
De rechter stelt in zijn overwegingen die tot het vonnis hebben geleid dat hij ervan uitgaat dat kerkgenootschappen worden geregeerd „door hun eigen statuut.” Het besluit tot fusie van de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Evangelisch Lutherse Kerk is genomen met de volgens de hervormde kerkorde (HKO, 1951) vereiste tweederde meerderheid. Alle tegen de fusie ingebrachte kerkelijke bezwaren zijn door de kerkelijke rechter verworpen, zo stelt de rechter. „Voorzover de bezwaren van de gemeente in hersteld verband tegen de fusie gelegen zijn op het gebied van geloof en belijdenis, merkt de voorzieningenrechter op dat de burgerlijke rechter daarin niet mag treden”, aldus het vonnis.
Dat in het rapport ”Om de eenheid en de heelheid van de kerk” gesteld wordt dat hervormde gemeenten niet in hun geheel kunnen uittreden uit het kerkverband noemt de rechter een „door de synode aanvaarde uitleg van de hervormde kerkorde” en bovendien stelt hij dat die uitleg „door de kerkelijke rechter is gesanctioneerd.” Uit het rapport volgt, volgens de rechter, ook dat „een hervormde gemeente na de fusie van rechtswege onderdeel van de PKN wordt, ook wanneer een groot aantal gemeenteleden zich, voor of na de fusie, afscheidt van de NHK” (Nederlandse Hervormde Kerk, red.).
De rechter spreekt uit dat de hersteld hervormde gemeenten en de Hersteld Hervormde Kerk nieuwe rechtspersonen zijn, die zich dus niet hoeven te voegen naar besluiten van de cbz. De leden van de HHK moeten dat echter wel, omdat ze lid waren van de Nederlandse Hervormde Kerk toen die besloot tot de instelling van de commissie van bijzondere zorg. Formeel wijst de rechter de eis dat de HHG van Kesteren zich moet voegen naar de besluiten van de cbz, dan ook niet toe, maar inhoudelijk wordt die eis wel toegewezen.
De meerderheid van de hervormde gemeente van Kesteren volgde na 1 mei 2004 de kerkenraad, die besloten had niet mee te gaan in de PKN. De scriba van de hersteld hervormde gemeente van Kesteren, J. K. C. van Eck, stelt op de website van de HHK dat „88 procent van de Kesterense geloofsgemeenschap het kerkbestuur heeft gesteund in het afwijzen van de fusie.”