In boze tijden en zeer verdorven plaatsen, als er een groot gebrek is aan ware godzaligen, zijn er altijd nog enigen, alhoewel weinigen, die de Heere standvastig achteraan kleven en Zijn genade begeren. Dat is het steunsel van de ganse aarde, zegt Jesaja.De eerste wereld was met ongerechtigheid vervuld en de goddeloze kinderen van Kaïn spraken harde woorden en deden goddeloze werken. Henoch, Noach en anderen van Seths nageslacht wandelden met God. God was hun genadig in die boze dagen. Sodoms zonden waren zeer groot en riepen om wraak naar de hemel. Lot nochtans heeft dag aan dag zijn rechtvaardige ziel gekweld door het zien en horen van hun boze werken en hij droeg zijn ziel er als een buit uit in Zoar. Abraham, Izak en Jakob met hun huisgenoten, wandelden oprecht en verwachtten de stad die fundamenten heeft!

In het afgodisch Egypte was Israël in de woestijn. In de tijd van Elia, toen Gods volk Zijn verbond had verlaten, Zijn altaren had afgebroken en Zijn profeten met het zwaard had gedood, in die duistere dagen toen de profeet meende alleen overgebleven te zijn, waren er nog 7000 die de knie voor Baäl niet hadden gebogen. Daniël en zijn vrienden waren als lichten aan het verdorven hof van de koning Nebukadnezar. In de tijd van Jezus waren er slechts enkelen die de verlossing van Israël verwachtten.

Cornelius Walingius, predikant te Twisk (Keur van bijbelstof, 1728)