Zalig
Het is waar, de Heere doet grote beloften aan Zijn volk. Hij wist alle tranen niet af indien wij voor dit leven alleen op Christus hoopten en hierna niets te verwachten hadden. Dan waren wij de ongelukkigste mensen, zegt met recht Gods volk.Toch zegt dat volk wel eens: Ik zou de dienst van de Heere Jezus verkiezen al zou het na mijn dood niet baten. Moest ik verloren gaan, dat ben ik dat waardig. Ik wens het echter in dit leven bij Jezus en Zijn volk te houden. Want God bemoedigt Zijn vrijwillig volk met de belofte van een eeuwige heilsrust en heerlijkheid. Trouwens, hoe zouden zij anders de brandstapels bemoedigd zijn opgeklommen, indien de kroon der heerlijkheid hun niet in het oog geschitterd had? Gelukkig volk dat het met Jezus gewaagd heeft.
Maar waarom worden zij doden genoemd? Zij zijn immers niet dood. Zij slapen maar een wijle, totdat de hemelen eens zullen veranderd worden. Maar naar de uitwendige schijn sterven zij ook en dikwijls ook wel een bange dood. Een godzalige kan ook wel eens een zware strijd met die laatste vijand, de koning der verschrikking, hebben. De erfgenamen des levens moeten ook sterven. Het is toch iets wonderlijks sterven en zalig te zijn, in één adem en op dezelfde tijd en dat van dezelfde persoon. Wonderlijk, want in de dood, hun bangste nood, is Gods Zoon voor hen het leven.
Johannes Groenewegen, predikant te Werkendam (Verzameling van veertien predikatiën, 1766)