Acties tegen komst Van Belzen onterecht
Een actiecomité verzet zich tegen de komst van SGP’er J. van Belzen als burgemeester van Barendrecht. SGP’ers zijn discriminerend, fundamentalistisch en onverdraagzaam, aldus de protestvoerders. Volgens A. B. Goedhart
is de benaming fundamentalistisch onterecht. In het RD van woensdag stond met vette letters te lezen: ”Actiecomité tegen komst SGP’er naar Barendrecht”. Die SGP’er is de heer Van Belzen, nu nog eerste burger van de gemeente Graafstroom, straks wettig benoemd burgemeester van Barendrecht. Het comité was van plan om op Koninginnedag een reclamevliegtuigje boven Barendrecht te laten vliegen met de tekst: ”Democratie ja, fundamentalisme nee”.
Door de heer Vermaat, oud-wethouder van Barendrecht en actief PvdA-partijlid, is vanaf het moment dat bekend werd dat een SGP’er Barendrechts nieuwe burgemeester zou worden, actie gevoerd tegen een wettig genomen gemeenteraadsbesluit. Het comité zegt niet te protesteren tegen de persoon van Van Belzen, maar tegen het politieke gedachtegoed van de partij waarvan hij lid is. Kan men een persoon scheiden van de zaak waarvoor hij staat?
Andere betekenis
Ik wil enkele overwegingen rond het begrip fundamentalisme of fundamentalist doorgeven. Reeds in 1990 schreef de landelijk bekende prof. dr. A. Th. van Deursen in een dagblad onder andere:
„Nieuwe woorden komen ongemerkt de taal binnen. Je weet niet wanneer je ze voor het eerst hebt gehoord, maar plotseling zijn ze er, die attitudes, die images, die trendvolgers en die voordeurdelers. Soms is het nieuwe woord nodig om iets te benoemen dat vroeger niet bestond, zoals de chip en de CD. Maar het gebeurt ook wel dat zo’n woord geen nieuw begrip in de taal invoert, doch alleen bedoeld is om ons oordeel over een bestaand begrip te veranderen.
Dit proces geldt ook voor het begrip fundamentalisme. Dit woord is door de Amerikanen in het taalgebruik terecht gekomen, reeds in 1953 op een internationaal congres van calvinisten. De Amerikanen bedoelden ermee, dat fundamentalisten mensen waren, die hun kracht zochten in bijzaken, die tot hoofdzaken gemaakt werden. Daarom heeft het woord fundamentalisme bijklanken gekregen, zoals: van beperktheid, van anti-intellectualisme, van twijfelachtige rechtzinnigheid. Er leek geen reden te bestaan deze term over te nemen voor Nederlands gebruik. Oude woorden als orthodox en gereformeerd waren duidelijk genoeg.
Toch is het woord fundamentalisme ook in ons land in de jaren zestig opgedoken als een ongevraagd geschenk van de wetenschap. Moderne theologen gebruikten het voor hen die vasthielden aan het Schriftgezag, zoals anderen dat al eeuwen voor hen hadden gedaan.
Het is niet voor het eerst in de geschiedenis, dat zo’n kunstgreep wordt toegepast. Ook in de 18e eeuw is een nieuwe theologie in de kerken opgekomen, en ook die koos een naam uit voor hen die aan de oude theologie vasthielden: dat waren immers maar dwepers. Het klinkt wat onvriendelijker dan fundamentalist, en roept nog iets directer de gedachte op aan fanatisme en bekrompenheid. Maar de woorden zijn van dezelfde familie, en ze hebben ook dezelfde bedoeling. Ze willen ons wijzen op een gebrek aan kwaliteit. Ze geven niet alleen een typering, maar spreken vooral een veroordeling uit. Hadden we het niet over zoiets ernstigs als theologie, dan zou ik zelfs zeggen dat het scheldnamen waren: je noemt een andere met een naam, die hij zelf niet heeft gekozen, en die aangeeft wat er aan hem mankeert.
Nu is op zichzelf natuurlijk met scheldnamen best te leven. Zeker in dit geval: het is geen schande om te staan op het Fundament. De smaad van die naam valt gemakkelijk te dragen. Maar ongevaarlijk is het niet. De geschiedenis kan ons leren, hoe het de dwepers is vergaan. Toen het in de Afscheiding van 1834 tot een volslagen breuk kwam tussen de oude en de nieuwe theologie, moesten de dwepers niet alleen de Hervormde Kerk verlaten, maar zijn ze ook de gevangenis ingegaan.
In een beschaafd en verlicht land, dat al eeuwenlang trots was op zijn verdraagzaamheid, gingen mensen naar de gevangenis voor zo iets onschuldigs als het houden van een godsdienstoefening. Hoe of dat kon gebeuren, laten we nu maar rusten.
„Het woord fundamentalisme heeft in onze tijd een andere betekenis gekregen. Het verwijst niet meer alleen naar een klassiek-gereformeerde bijbelbeschouwing, maar het heeft betrekking op alle mogelijke godsdienstige en politieke overtuigingen. Er zijn protestantse en roomskatholieke, maar ook islamitische en marxistische fundamentalisten. Wat ze met elkaar gemeen hebben, is hun onverdraagzaamheid. Fundamentalisme is dan niet meer dan een ander woord voor fanatisme. Het wordt gebruikt voor vliegtuigkapers, voor bommengooiers, voor alle mogelijke soorten van terroristen; en ook voor christenen die zeggen dat de Bijbel het onfeilbare Woord van God is, en dat zij dus naar het bijbelse gebod moeten leven.
Noem je al deze mensen fundamentalist, dan is het beroep op Gods geboden bij voorbaat ontkracht. Immers, naar fundamentalisten hoef je niet te luisteren. De fundamentalist mag aan de discussie niet meedoen. Die naam is hem tot een brandmerk geworden. Daarom is het gebruik van dit woord meer dan alleen maar onzuiver en onnauwkeurig. Eigenlijk dient dit woord uit onze taal te verdwijnen.”
Ondergang
Van Deursens conclusie zien we terug in de discussie rond de persoon van burgemeester Van Belzen. Ik citeer hier ook de woorden van een andere historicus, namelijk mr. Groen van Prinsterer: „Ik heb overal gesproken op de toon van christen en protestant. Ik heb doen zien, dat, op de belijdenis van het Evangelie, de opkomst en bloei, en op de verzaking van het Evangelie, de ondergang van Nederland gevolgd is.”
Ik kan niet inzien dat het aanhangen en uitdragen van deze visie schadelijk is voor de Nederlandse samenleving in haar geheel noch voor de gemeente Barendrecht in het bijzonder.
De auteur is directeur van een basisschool en amateur-historicus.