Geen verhindering
Zij die in waarheid tot God komen om genade, komen als bedelaars, niets eisend. Zij komen enkel om genade, om soevereine genade, en niet om iets waarop ze recht hebben. Zij moeten gevoelen dat het rechtvaardig bij God zou zijn als Hij deed wat Hij in Zijn heilige wet dreigde. Zij die tot God op de rechte wijze om genade komen, komen met het gevoel van hun eigen onwaardigheid, met de koorden om de hals en in het stof liggend aan de voeten van de genade.Zij moeten tot God om genade komen, alleen in en door Jezus Christus, want er is onder de hemel de mensen geen andere naam gegeven waardoor wij zalig kunnen worden dan die van Jezus Christus. Zijn bloed reinigt van alle zonden. Als de mensen zo tot God komen om genade, zal de grootheid van hun zonden geen verhindering zijn om ze te vergeven. Want de genade van God is even genoegzaam tot vergeving van de grootste zonde als van de kleinste. Zijn genade is oneindig, want wat oneindig is, is evenveel boven wat groot is als boven wat klein is.
Zo moet de barmhartigheid van God, die oneindig is, even genoegzaam zijn tot vergeving van alle zonden als van één zonde. Zo is de voldoening van Christus even genoegzaam voor het wegnemen van de grootste schuld als van de kleinste.
J. Edwards, predikant te Northampton (Leerredenen over verscheidene stoffen, 1791)