Binnenland

Publiciteit wél slecht voor kindermoorden

Een macabere lijst circuleerde deze week. Een sobere opsomming vol familie- en gezinsdrama’s waarin ouders de hand aan hun kinderen, hun (ex-)partner en soms aan familieleden of ook zichzelf sloegen. Deze krant publiceerde de lijst niet, andere media zetten de lijst op hun website.

Gijsbert Wolvers
29 April 2005 22:50Gewijzigd op 14 November 2020 02:30

Het is een bekende discussie: Vergroot publiciteit over (zelf)moord het probleem? Deze week klonk in Elsevier het pleidooi om niet meer zo terughoudend te zijn. Oud-hoogleraar ontwikkelingspsychologie Dolf Kohnstamm en therapeute Else-Marie van den Eerenbeemt vinden kindermoord zo uitzonderlijk, dat mensen het idee krijgen dat het „iedereen kan overkomen, en dat is echt niet zo”, aldus Van den Eerenbeemt. „De onrust onder de bevolking wordt juist minder als motieven bekend zijn”, stelt Kohnstamm, die overigens het „besmettingsgevaar” bij zelfmoord erkent.

Een voorbeeld daarvan klonk in hetzelfde artikel. Hoogleraar gezinssociologie Kees de Hoog van de Wageningen Universiteit is voor terughoudendheid. Een tijd geleden maakte een aantal studenten van de universiteit vlak na elkaar op dezelfde manier een eind aan zijn leven. Om het voorbeeldeffect te voorkomen, mijdt de Nederlandse Spoorwegen al jaren publiciteit over zelfmoord op het spoor.

Dé deskundige op het gebied van moorden binnen het gezin, dr. F. Koenraadt, onderscheidt onder meer drie vormen van kinderdoding: als gevolg van een uit de hand gelopen bestraffing, ter bescherming tegen de harde buitenwereld (mercy killing) en wraak op de partner. Misschien is er nog een vierde categorie: ouders die in uiterste wanhoop of in diepe depressie geen andere uitweg zien dan hun kind ’mee te nemen naar het hiernamaals’.

Het ligt niet voor de hand dat ouders die hun kind niet met voorbedachten rade doden, bij een uit de hand gelopen straf, of willen beschermen tegen de boze buitenwacht, zich laten leiden door publiciteit over andere moorden. Bij wraakmoorden moet dat echter niet worden uitgesloten. En zelfs bij kindermoorden in wanhoop en depressie zou het idee daarvoor wel eens kunnen zijn ’aangereikt’ vanuit berichtgeving. Want welke kronkel kan er niet in je opkomen als de kranten vol staan over de vermissing en moord op een gezin, terwijl je zelf een rechtszaak over de bezoekregeling van je kind hebt verloren?

Een analyse van de lange dodenlijst, aangevuld met gevallen van kindermoord in het archief van deze krant, maakt duidelijk dat enig effect van publiciteit over het (bewust) doden van kinderen en gezinsleden niet mag worden uitgesloten.

Met name in de relatief grote hoeveelheid kindermoorden van 1996 tot en met 1999 lijkt er een verband te zijn met de berichtgeving. In 1996 hadden minimaal zes gevallen van kindermoord plaats, in januari, maart, april, mei (twee keer) en augustus. Twee dicht op elkaar volgende keren is het de man die uit wanhoop over het overlijden van zijn vrouw ook de kinderen het leven beneemt en daarna al dan niet geslaagde pogingen doet zichzelf van het leven te beroven. Minimaal twee keer gaat het om relatieproblemen.

1996 is nog de tijd dat er volop over kindermoorden wordt gepubliceerd. Het is niet uitgesloten dat de bewuste ouders in die tijd door de vele publiciteit op hun waanideeën zijn gebracht.

Begin 1997 start een nieuwe dramatische serie van vier gevallen. In januari en in februari doden ouders maar liefst acht kinderen. Het start met het beruchte geval van het tandartsechtpaar uit Hoofddorp dat zijn drie kinderen ombrengt en vervolgens tevergeefs probeert zichzelf van het leven te beroven. De zaak krijgt veel publiciteit. Daarna volgen nog drie trieste gevallen, waarvan twee door relatieproblemen.

Na het tweede geval in januari bepleit psychotraumatoloog prof. dr. W. H. G. Wolters een halfjaar mediastilte. Hij waarschuwt voor het martelaarschap. Zijn pleidooi wordt overgenomen door minister Sorgdrager van Justitie. Zij spreekt met het openbaar ministerie en de politie af de media voortaan terughoudend te informeren over kindermoord. Details worden vermeden. Helaas heeft de maand erop nog twee keer zo’n drama plaats.

In 1998 is er vijf keer sprake van een kindermoord: een keer in januari, drie keer in juni en juli en een keer in december. De gevallen in de zomer zijn echter elk zeer verschillend. Twee gevallen in de zomer van 1999 lijken wel op elkaar: kindermoord en vervolgens poging tot zelfmoord.

De lijn van Sorgdrager lijkt effect te hebben van 2000 tot en met 2002: het blijft heel erg rustig met ’slechts’ één geval. In 2003, 2004 en 2005 wisselen wraaknemingen en kindermoorden uit wanhoop en depressie elkaar af. Veel verband lijkt er niet tussen te zitten. De zaak in Naaldwijk, eind vorig jaar, geeft wel veel commotie, maar is een totaal andere dan het eerste geval in Zoetermeer, waar een moeder haar twee kinderen ombrengt en een eind aan haar leven maakt. De zaak in Hilversum is gebeurd, als van het tweede drama in Zoetermeer, waarvan vrijdag de slachtoffers werden begraven, alleen de vermissing bekend is.

Koenraadt zelf is stelliger geworden in zijn mening over de negatieve effecten van publiciteit. Zegt hij in 1997 in deze krant „niet uit te sluiten” dat daders elkaar „aansteken” of net het laatste duwtje in de rug krijgen voor hun gruwelijke daad, vorig jaar bepleitte hij in deze krant nadrukkelijk terughoudendheid. Verslagen en motiveringen moeten niet te gedetailleerd in de krant en op tv komen. Koenraadt heeft gelijk. Media dienen zichzelf te beheersen in dezen. Want elke kindermoord is er één te veel.

voetnoot (u17(Zie ook pag. 25: ”Publiciteit vermeerdert aantal drama’s niet”.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer