Kogels laatste redmiddel op 30 april 1980
Een zak vol telefoonkwartjes. Daarmee werden agenten op 30 april 1980 op pad gestuurd om de situatie in Amsterdam te verkennen.
Het klinkt ongeloofwaardig, maar het komt uit de mond van Leen Dorst. Hij was een van de leidinggevende commandanten van de mobiele eenheid op de kroningsdag in Amsterdam, zaterdag precies 25 jaar geleden.
Dorst vertelde het verhaal bij de presentatie van het boek ”Het Kroningsoproer” van de socioloog Eric Duivenvoorden eerder deze maand.
Het boek (uitgeverij De Arbeiderspers, 16,95 euro) bestaat voor het grootste deel uit een gedetailleerd verslag van de kroningsdag zelf. Terwijl koningin Beatrix in de Nieuwe Kerk wordt ingehuldigd, verandert de hoofdstad voor het oog van de verzamelde wereldpers in een waar slagveld. Verbijstering heerst alom.
De auteur kreeg als eerste toestemming politiearchieven te raadplegen. Daardoor wordt duidelijk hoe zwaar de politie, en vooral de mobiele eenheid, het die dag heeft gehad tegen de oproerkraaiers.
Van de schermutselingen ’s morgens in de Kinkerstraat naar de complete veldslag op het Waterlooplein en de slag om de Blauwbrug. Dan via de Damstraat richting Nieuwe Kerk -waar de plechtigheid plaatshad- naar ten slotte het Rokin, waar de hele vrijmarkt onder de voet werd gelopen. Bijna bereikten de oprukkende actievoerders, waaronder niet alleen krakers maar ook PSP’ers, radicale supporters van Ajax en andere ontevreden burgers, de Dam.
Uiteindelijk waren het twintig ’platte petten’ die gearmd de ingang van de Damstraat blokkeerden en voorkwamen dat men kon doorstoten naar de Nieuwe Kerk. Daar was het doel uiteindelijk om de kroning onmogelijk te maken.
Behalve de mobiele eenheid lag er nog een laatste verdedigingslinie rond de kerk: sluipschutters op de daken en een legereenheid achter de kerk. Hun kogels waren het allerlaatste redmiddel. Als de demonstranten de kerk zouden hebben bereikt, was de dag waarschijnlijk niet zonder dodelijke slachtoffers geëindigd.
Volgens Duivenvoorden is 30 april 1980 een keerpunt in de naoorlogse Nederlandse geschiedenis. „Het maakte een einde aan de roes van de jaren zestig en zeventig. Nooit meer heeft zich zo’n massale geweldsexplosie voorgedaan.”
Volgens de socioloog was de politie totaal niet voorbereid op zo’n uitbarsting van geweld. Bovendien was de communicatie tussen het hoofdbureau en de verschillende politieonderdelen een chaos. Agenten uit het hele land waren ingezet. „Men verstond elkaar letterlijk en figuurlijk niet.”
Dat de krakers -„geen woning, geen kroning”- de dag aangrepen om te protesteren, is volgens Duivenvoorden niet vreemd. „Burgemeester Polak stuurde in de weken voor 30 april tanks op de krakers af.” Richting de kroningsdag ontwikkelden ze een strategie compleet met een radio- en een stoorzender om de politiecommunicatie in de war te sturen.
Duivenvoorden trekt in zijn boek de lijn van 30 april 1980 naar de moord op Pim Fortuyn in mei 2002. „Vergelijkbaar zijn de golf van ontzetting en verontwaardiging die naderhand in beide gevallen over het land joeg, al was die naar aanleiding van de moord op Fortuyn nog intenser. De eenmansopstand van Fortuyn heeft aangetoond dat je in het huidige mediatijdperk niet meer met grote groepen al plunderend en brandschattend door de straten hoeft te trekken om de bestaande orde te doen wankelen.”
Mocht de vergelijking met Fortuyns revolte hout snijden, dan staat Nederland volgens Duivenvoorden aan de vooravond van ingrijpende maatschappelijke veranderingen. „De integratie van grote groepen nieuwkomers speelt hierbij een grote rol.”